2022-09-11 Overweging 24e zondag door het jaar C, Cobi Voskuilen

Lezingen Exodus 32,7-11.13-14 en Lucas 15,1-10

We zongen net: luister en leer wat leven is in groot geluk en diep gemis. Nu is leven in groot geluk voor de meesten van ons niet zo moeilijk. Het is dan vaak volop genieten. Maar leven in groot gemis, is veel lastiger.
In mijn ogen is het heel menselijk wat het volk van Israël doet. Als je levensweg moeizaam gaat, als de belofte van lang geleden verwatert, wanneer tegenslagen zich gaan opstapelen dan raakt bij mensen het vertrouwen op. Wordt het moeilijk de moed erin te houden, te geloven in betere tijden. Dat geldt voor een relatie die wringt, waarin weinig verbetering te bespeuren valt. Dat geldt als je inkomen hard achteruit gaat en je door de hoge kosten van levensonderhoud nauwelijks nog rond kan komen. Wanneer je onder terreur of oorlog moet leven of langdurig ziek bent. Want wat is dan nog het perspectief waar je voor wil gaan? Hoe hou je dat levend zodat je erin blijft geloven?

Al gauw klinkt dan de verleiding je toevlucht te zoeken tot het gouden kalf dat ons wordt voorgeschoteld. De verschillende loterijen met grote prijzen waar mensen van gaan dansen. Sommigen zoeken hun heil bij de afgod van drugs of drank om dat gelukzalige gevoel te krijgen waar ze zo naar verlangen. De oppervlakkigheid van onze maatschappij speelt gretig op die zoektocht in. Het haalt mensen zo snel mogelijk weg van pijn, verdriet en ongemakken, alsof dat niet mag bestaan. Zo zet ze ons voortdurend op het spoor van de hedendaagse afgoden. Een healthy lichaam, een huis dat ‘up to date’ is en ‘uit het leven halen wat erin zit’ staan met stip genoteerd. Het vuurtje voor zo’n afgod wordt warm gehouden door reclames en videoclips. Het lijkt bijna of ze ons mensen bewust om de tuin leiden. Is iedereen anno 2022 echt zo gelukkig? Zijn eenzaamheid, onrecht, armoede, gebrekkigheid en machteloosheid dan voorgoed verdwenen? Nee, dat is maar schijn.

Onder de oppervlakte gaat toch altijd veel leed schuil. Het blijft hard werken om de weg van waarachtigheid en van trouw aan je idealen te durven gaan. Dat is immers de weg die uiteindelijk wel het meeste soelaas biedt, maar wie durft daar nog in te geloven? De strijd tegen het gouden kalf is om de dooie dood niet eenvoudig. Dat wist Mozes al. Hij is boos om het gedrag van zijn volk, voelt zich onmachtig en vraagt JHWH om raad. Israël’s God is immers degene die ‘gelovige’ taal verstaat. Die net als Mozes gaat voor eerlijk houvast, voor leven met een perspectief voor ieder mens.

Eigenlijk is het mooi om te zien dat niet alleen de mens zich onmachtig voelt, in het verhaal van Exodus, maar ook JHWH. Zelfs Hij (zo lazen we) voelt woede in zich opkomen als het volk dwars ligt en voor de oppervlakkigheid kiest. Uiteindelijk is JHWH onmachtig de mens te laten omkeren, daar moet de mens zelf voor kiezen. Als de mens niet uit zichzelf God wil zoeken dan wordt Hij niet gevonden. Die onmacht brengt JHWH ertoe het volk te straffen. Wie niet luisteren wil, niet trouw kan blijven, moet maar voelen. Maar Mozes doet een goed woordje voor ze. Hij doet een beroep op Gods barmhartigheid. Mozes staat (letterlijk en figuurlijk) weliswaar dicht bij God, maar ook dicht bij zijn volk. Hij weet hoe moeilijk het is om de verleidingen te trotseren. Om trouw te blijven aan het perspectief van Leven. Dat zal God toch ook kunnen invoelen? Mozes probeert het volk op het spoor van echt Leven te houden. Dat zit van binnen, heeft alles met je hart te maken. Voor echt Leven moet je moeite doen, dat komt niet aangewaaid. Wie durft te graven in zijn binnenste, op zoek gaat naar de kern, kan het mogelijk opdelven. Dat kost inzet en geduld. Het is vaak een kwestie van wachten, van goed vertrouwen en van toewijding. Je vindt het bij de gratie van onze verbondenheid met de Gever van het Leven. En dat is niet alleen voor u, jou of mij weggelegd maar voor ieder mens.

Mozes waagt daarom nog een poging met die twijfelaars, dat afvallige volk. Hij heeft net een wonderbaarlijke ontmoeting met God gehad waarin God zelf hem trouw aanzegt. Dat en niets anders vormt daarna de bestaansgrond van zijn leven. Met dat beeld van Gods trouw wil Mozes zijn zusters en broeders versterken. Het volk dat hem is toevertrouwd mag toch niet verloren gaan. Hoe dwars en ontrouw ze soms ook zijn.

En wat…als het volk onverhoopt toch verloren gaat…? Is er dan iemand die het gaat zoeken? Jezus laat zien dat het zoeken van wat verloren is altijd zijn voorkeur verdient. Maar de verlorene moet zich wel laten vinden. Die wederkerigheid is essentieel. Een kind weet dat al als het verstoppertje speelt. Het verbergt zijn gezicht en denkt dat hij niet gezien wordt, maar wil niets liever dan gevonden worden. Wie gevonden wordt, wordt immers gezien. Wie gezien wordt mag er zijn. Wie er mag zijn durft de strijd om het leven aan te gaan in de hoop het echte Leven te vinden.

Dat vinden van leven om te mogen en durven zijn wordt ontroerend bezongen in een lied van Huub Oosterhuis: Delf mijn gezicht op. Een lied dat mij dierbaar is geworden in een donkere periode in mijn eigen leven. Voor mij brengt de dichter ons in dat lied terug naar de kern, weg van alle uiterlijkheden en oppervlakkigheid. Een schreeuw van wanhoop. Huub heeft het over: Ogen die tasten in den blinde, harten aan angst voor angst ten prooi. Delf mijn gezicht op, delf mijn gezicht op, maak mij mooi. Het gaat hier om innerlijk mooi, zelf geloven dat je de moeite waard bent om er te zijn. Dat kan pas als je je masker durft te laten vallen en je je binnenkant durft te tonen. Vertolkt dat niet de schreeuw van iedere mens om gevonden te worden en echt te Leven? Het lied geeft tegelijk woorden aan de hoop die dat met zich meebrengt. Want zo zingt het tweede couplet: Wie wordt gevonden, zal zichzelf opnieuw verstaan. En Leven bloot en onomwonden, aan niets of niemand meer ten prooi. Delf mijn gezicht op, delf mijn gezicht op, maak mij mooi.

De kern bestaat dankzij de wederkerigheid. Want in het opdelven van een mensengezicht zie je Gods gezicht weerspiegeld. Geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis, zijn we immers onlosmakelijk met de Gever van Leven verbonden. Zo bezingt dit lied niet alleen de roep van de mens maar ook die van God om gevonden te worden en echt te kunnen Leven. Om Zijn gezicht op te delven, Hem mooi te maken, het aanzien waard. Precies in het spanningsveld mogen ook wij leren barmhartig te durven zijn naar elkaar. Alleen dan blijven we de ander zoeken zodat uiteindelijk niemand verloren loopt. Mogen wij die roep, van elkaar en van onze God, verstaan. En in het antwoord elkaar als broeders en zusters op de weg van Leven blijven versterken.

Cobi Voskuilen
Nijmegen 11 september 2022

Geplaatst in Preken.