2023-03-18 Overweging door Trees van Kraaij

Joh. 9, 1-38 (de genezing van de blindgeborene)
Sam. 16, 1,6-7, 10-13 (de zalving van David)

Voor de deur van de supermarkt staat regelmatig een vrouw die vraagt om wat geld. Ze is mager en ziet er slecht uit. Ik vermoed dat ze dakloos is en bedelt om in leven te blijven. Of om drugs te kunnen kopen, want wellicht maken de drugs het leven voor haar draaglijker.
U kent het vast ook. Soms loop je eraan voorbij, soms groet je de bedelaar of je geeft wat geld of iets te eten. Het heeft iets ongemakkelijks: hij of zij doet een appel op je. Hoe ga je daarmee om? Zie je die mens ook echt?

Jezus ziet in het voorbijgaan een blinde bedelaar. In het voorbijgaan, bij toeval. Zijn oog valt op de man en hij stopt. Hij ziet de man en het raakt hem dat hij blind door het leven moet en door zijn handicap buitengesloten wordt. Zijn leerlingen kijken anders, zij zien alleen zijn blindheid en vragen wie er nu gezondigd heeft, de man of zijn ouders. Wie is hier schuldig aan?

Zo kijken wij ook vaak. Er moet een schuldige aangewezen worden. We zien dat ook in de toeslagenaffaire en bijvoorbeeld bij de aardbevingsschade in Groningen. Er wordt alsmaar gezocht naar de schuldige, maar wordt daarmee het probleem opgelost? Jezus kijkt met andere ogen, met goddelijke ogen. Hij ziet de man en vraagt zich af: wat heeft deze mens nodig?

Hij maakt een papje van spuug en aarde en bestrijkt daarmee de ogen van de blinde. Best vies zou je denken, maar het is een symbolisch gebaar. God schiep immers de mens uit het slijk van de aarde. Daarmee werd de mens een levend wezen. Jezus, door God gezonden, geeft de blinde man een nieuw leven.
En dan begint er een heel spel van ongeloof, misverstand, van vraag en antwoord. Is dat niet die blinde man? Hoe kan het dat hij weer kan zien? De man vertelt gewoon maar wat er gebeurd is. Maar, zeggen de farizeeen: het is gebeurd op Sabbat. Die Jezus is een zondaar en kan niet van God komen. Maar de blinde ziet dat Jezus een profeet is. Hij is een ziener geworden. De joden wilden en konden de man niet geloven. Zijn ouders moeten uitsluitsel geven. Zij zeggen: hij is oud genoeg, hij kan zelf zijn verhaal wel vertellen. Uit angst om, net als hun zoon, buitengesloten te worden, laten zij hem zijn eigen boontjes doppen. Hij is oud en wijs genoeg. Hoeveel zorg kun je als ouders hebben om je kinderen los te laten, en zeker een kind met een beperking? En hoe moeilijk kan het zijn om je kind haar of zijn eigen weg te laten gaan. Tegelijk de ruimte geven om zijn/haar eigen weg te gaan. Hij of zij is niet meer enkel zijn handicap, hij is een heel mens.

Waar staan wij in dit verhaal? Zijn wij ziende blind misschien? Hoe kijken wij naar onze medemens? De aardverschuiving in het politieke landschap, die deze week plaats vond, is eigenlijk een grote schreeuw: ‘Zien jullie ons wel?’ Zie je onze problemen wel? Mensen willen gezien worden en gehoord, hun problemen willen zij erkend zien. Maar ook Moeder Aarde schreeuwt: ’Zien jullie wel hoe kwetsbaar ik ben?’ Zijn we niet net zo blind als al die mensen uit dit verhaal?
Samuel, uit de eerste lezing, zag ook alleen die stoere stevige mannen, waarvan hij dacht dat God hen had uitgekozen. Hij ging af op wat zijn oog als eerste zag. Maar het is de kleine David, de herdersjongen, die bijna over het hoofd gezien werd, juist hij wordt uitgekozen en gezalfd. God is in de marge te vinden, waar wij Hem niet verwachten.

Aan het eind van dit verhaal ontmoet Jezus opnieuw de blinde, buiten het dorp, buiten de synagoge. Beiden zijn buitengesloten. Jezus is geboren in een stal, buiten de gevestigde orde. Hij zal ook buiten de stad op Golgotha sterven. Buiten ontmoeten zij elkaar weer. ‘Geloof je in de Mensenzoon’, vraagt Jezus hem. ‘Ik weet niet wie dat is’, zegt de man. ‘Je spreekt met hem’, zegt Jezus. ‘Ik geloof’, zegt hij. Zij zien elkaar echt. Deze blinde mens is een ware geloofsweg gegaan. Van een blinde, naar een ziener, naar geloof in de Messias. Gezien en aangeraakt heeft hij een nieuw leven gekregen.

Bidden wij dat ook wij in deze veertigdagentijd een weg mogen gaan van genezing en gaan zien, met Gods ogen. Hij ziet ons aan in het gelaat van de ander.
Voorbeden
– Bidden wij voor onszelf dat wij gaan zien dat God woont in ons hart, en bron van liefde is.
– Bidden wij dat wij gaan ziendat God ons aankijkt in het gelaat van de ander de mens die een appél op ons doet, dat wij hen met liefde en respect bejegenen.
– Bidden wij voor moeder aarde,die in nood is, dat wij gaan zien dat wij haar misbruiken en uitbuiten, dat wij tot inzicht komen dat zij onze bron van leven is, die vraagt om respect en zorg.

Trees van Kraaij

Geplaatst in Preken.