2024-08-17 pastor Joska van der Meer

Spreuken 9,1-6
Johannes 6,51-58

In ieder zomermagazine staan ze: lange fraai gedekte, met bloemen versierde, rijk gevulde tafels met rondom lachende mensen. Het beeld van de zomer, van overvloed aan groente en fruit en volop tijd om daar uitgebreid van te genieten. Zo’n tafel stel ik me voor bij de tafel die vrouwe Wijsheid gereed heeft gemaakt. Aan zo’n lange tafel met lang tafelen is er immers ruimte om opgedane levenswijsheid te delen. Wie aanschuift bij vrouwe Wijsheid zal volop inzicht en bezinning voorgeschoteld krijgen. Op de uitnodiging staat: Wie mij vindt, vindt leven! Uitgenodigd is iedereen die wel wat wijsheid kan gebruiken.

Wijsheid, die kan iedereen van tijd tot tijd wel gebruiken! Jezus nodigt in de lezing vandaag eveneens iedereen uit om bij hem te komen eten. Op zijn uitnodiging staat:

“Ik ben het brood van het leven:
wie naar mij toekomt zal beslist geen honger meer hebben
en wie in mij gelooft zal geen dorst meer hebben.”

Wie op deze uitnodiging ingaat, wacht geen rijk gevulde tafel, maar een picknick in het open veld met brood en vis. Jezus is niet zoals vrouwe Wijsheid dagen in de weer voor die maaltijd maar neemt eenvoudigweg dankbaar aan wat hem wordt aangeboden. Daar aan het meer bij Kafarnaum krijgt hij de hele proviand van een jongetje. Die opoffering van de jongen, – het iets kunnen afstaan aan een ander, je beschikbaar stellen voor iets dat iemand wil doen -, is een vooruitwijzing naar wat Jezus later zal doen in het groot. Met deze kleine zelfopoffering van vijf broden en twee vissen (hoewel klein? – misschien gaf het jongetje spontaan wel zijn hele week voorraad of het eten van zijn hele familie weg) geeft Jezus de gehele grote menigte te eten. Zo maakt hij duidelijk dat het in het leven niet gaat om de grote hoeveelheden, de rijke overvloed maar om het durven delen. Maar dat niet alleen. Eerder zei hij al “een mens leeft niet van brood alleen”. De volgende dag vertelt Jezus dat Hijzelf meer is dan brood alleen, meer dan dagelijks brood dat je honger stilt. Hij zegt:

“Ik ben Levende brood dat uit de hemel is neergedaald.
Ik ben uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen en dat is:
dat ik niets van al wat Hij mij gegeven heeft verloren laat gaan,
maar het laat opstaan op de laatste dag.
Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.
Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid.”

In het leergesprek is er veel verwarring over wat Jezus zegt over zijn vlees en zijn bloed. Ook voor beelddenkers onder ons is het een moeizame tekst. Maar voor zijn Joodse gehoor zit de moeilijkheid veeleer in wat Jezus zegt over zijn relatie met God. Zij herkennen in zijn “Ik ben” uitspraak de naam van God. “Ik ben” met die Naam maakte God zich immers aan Mozes bekend! Ze twisten, ze morren maar Jezus houdt voet bij stuk:
‘Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid.”

De vroeg christelijke gemeente die na Jezus’ verrijzenis in Klein Azië rondom zijn geliefde leerling Johannes is ontstaan, verstaat het heel anders. Zij horen: “Ik ben Brood des levens. Aan mij kun je zien dat God is en doet als brood, dat Hij je leven vult en jouw vragen voedt, dat hij jouw dagelijks brood is op weg naar het land van de toekomst, de nieuwe aarde.”

Zij hebben van Johannes alle verhalen gehoord over de opofferingen van Jezus, dat hij zelfs bereid was zijn eigen leven te geven om niets en niemand verloren te laten gaan! Dat God hem na drie dagen deed opstaan uit de dood en na zijn eigen hemelvaart voor hen een plek bereidt in Gods eeuwigheid. Voor hen en de vele christenen na hen is Jezus zo dagelijks brood geworden en ontdekten ze dat wat Jezus ons heeft voorgeleefd, eeuwigheidswaarde heeft. Het is kostbare proviand voor onderweg, op onze levens weg. En een belofte, voor als onze reis hier op aarde ten einde komt, op geborgenheid in Gods eeuwigheid.
Johannes vertelde hen ook over Jezus’ laatste avondmaal, de avond voor zijn grote opoffering. Op die tafel stond het pesachmaal: symbolisch rijkgevuld met alles wat je nodig hebt om als mens in vrijheid te leven. En brood, gewoon wat een mens niet ontbreken mag. Jezus nam dat brood en later ook de beker wijn en zei:

Zie mijn Lichaam en mijn bloed gegeven voor jullie.
Blijf brood en wijn delen tot Mijn gedachtenis.

De gemeente rond Johannes en velen na hen zijn om dat niet te vergeten. Ze hebben iedere samenkomst de tafel gedekt en er brood en wijn gedeeld “tot Zijn gedachtenis”. Laten we zo dadelijk ook hier de tafel dekken, om het Brood des levens te ontvangen, als proviand op onze levensweg. Laten we de tafel dekken, opdat Hij met ons is, zoals een lied van het jongerenkoor ‘Vier met ons’ zingt:

Het hoeft niet hier en nu te zijn, het hoeft niet uitgebreid
niet groots en niet meeslepend, niet overal altijd.
Vier het leven her en der, in een kleinigheid,
Overal en nergens vind je Zijn aanwezigheid.

pastor Joska van der Meer

Geplaatst in Preken.