2024-03-28 Witte Donderdag, pastor Joska van der Meer

Marcus 14:1-25

Duim omhoog of duim omlaag? Like or dislike? Hoe zal ik reageren? Hartje? Emoticon met gefronste wenkbrauwen? Hoe meer appjes en filmpjes je ziet, hoe vaker je moet beslissen: like or dislike of negeren, nog even niets doen.

Op palmzondag is Jezus op het hoogtepunt van zijn populariteit. Een grote mensenmenigte juicht hem toe, tegenwoordig zou zijn account ontploffen met vele hartjes en duimpjes omhoog. Maar er hangt wat in de lucht, iets onheilspellends. Een vrouw pikt het als eerste op. Ze zoekt Jezus op, wil hem steunen. Ze doet dat zonder woorden, met een gebaar. Kostbare olie giet ze over hem uit, nardusolie: olie die het immuumsysteem sterkt, rust geeft én heel duur is. De vrouw heeft er een vermogen voor over om Jezus te laten voelen: ik steun je, ik ben er. In tegenstelling tot de juichende mensenmenigte is het een klein gebaar. Maar het is groots. Té groots vinden de omstanders, het geld van die dure olie had beter aan de armen gegeven kunnen worden. Waarmee ze impliciet ook nog zeggen: Jezus is zulke dure olie niet waard.
Ze hebben een punt als het gaat over het kostbare van de olie uitgedrukt in geld: Jezus hoeft geen dure eerbewijzen. Maar menselijk als Jezus is, heeft hij deze liefdevolle hartverwarmende zorg wel heel hard nodig. Hij weet immers wat hem te wachten staat en pakt het gebaar ook in die lijn op: “Zij heeft mij vast gebalsemd met het oog op mijn begrafenis”. Met de dood voor ogen is iets wat je rustig en immuun maakt, zeer welkom!

Nu het nog kan, laat de vrouw hem voelen: ik steun je, ik ben er voor je. Ze maakt een hartje. Ze maakt God nabij en tastbaar aanwezig. Deze vrouw mag geen naam hebben en die heeft ze in dit verhaal dan ook niet. Maar met haar onsterfelijk hartverwarmend gebaar zet ze ons aan het denken. Over hoe wij uiting geven aan genegenheid.

Social media helpen ons om snel een blijk van waardering te geven: een duimpje omhoog, een knipoog, een hartje. Heel gemakkelijk kun je ontelbaar veel likes uitdelen.

Die likes vormen wel een schril contrast met het gebaar van de vrouw: voor die dure olie heeft ze waarschijnlijk hard moeten werken. En voor het uitgieten moet ze strakke sociale regels doorbreken en betaalt ze een hoge prijs van commentaar alom. Jezus reageert op het commentaar: hij zet een hartje bij de actie van de vrouw. Degene met commentaar disliked hij niet, hij spoort hen aan zelf goed te doen aan de armen. “Die heb je altijd bij je, je kunt altijd voor de armen zorgen. Doe dat ook!” Jezus verwijst hen terug naar zichzelf. “Lever niet zomaar commentaar. Plaats niet snel een duimpje omlaag. Laat zelf zien wat je belangrijk vindt!”.

Het gebaar van de vrouw is hartverwarmend. Maar het verjaagt niet de spanning, dat er wat in de lucht hangt, iets onheilspellends. Daar zorgt Judas voor. Hij doet precies het tegenovergestelde van die vrouw. Hij zegt zijn steun aan Jezus op, hij disliked hem. Vaak keek hij al met gefronste wenkbrauwen naar wat Jezus’ optreden. Nu is hij er klaar mee, duim omlaag. Harteloos spreekt Judas met de machthebbers af: ik ben er, klaar om hem te verraden. Zijn hart is versteend. En hij ontvangt van de machthebbers een duimpje omhoog. Later krijgt hij zelfs geld uitbetaald.

Vooralsnog gaat verder alles zijn gewone gangetje. Net als ieder jaar maken ze zich op om samen het Pesachfeest te gaan vieren. Samen de uittocht gedenken uit slavernij en toasten op God, dat hij trouw blijft hoe dan ook. Samen met vrienden aan een feestelijk gedekte tafel, vrediger kan bijna niet. Maar er hangt iets in de lucht, iets onheilspellends. Jezus benoemt het: één van jullie zal me verraden. Jezus geeft hierop een niet mis te verstane reactie: de harteloze verrader krijgt een duim omlaag. “Het was beter als hij niet geboren was”. Hij veroordeelt hiermee de daadwerkelijke haat in woord én daad. We weten wat alleen in woorden en online haat zaaien met mensen doet. We weten hoe zeer het mensen, vaak vrouwen dwingt om zich niet meer openlijk te uiten of te laten zien. Judas gaat veel verder dan de gefronste wenkbrauwen, het blijft zelfs niet bij uitgesproken dreigement, bij die duim omlaag, hij gaat over tot daadwerkelijk verraad. Tegelijkertijd biedt Jezus hem nog een uitweg, hij wijst hem niet aan, hij mag mee blijven doen, hij kan nog aan tafel blijven zitten. Judas kan op dat moment dus nog terug. Maar dat beslist hij zelf.

Zo ervaart Jezus aan den lijve het verschil tussen hartverwarmend en harteloos. Dan stelt hij te midden van alle onrust zelf zijn eigen gebaar van liefde:
‘Neemt, dit is mijn lichaam.’ Allen aten en dronken uit de beker wijn die hij hen aanreikte: ‘Dit is mijn bloed van het Verbond, dat vergoten wordt voor velen’. Hartverwarmend is het dat we hem in brood en wijn zo nabij mogen weten. Dat we mogen ervaren: Ik steun je, Ik ben er voor je. Dat God, tegen alle schijnbaar noodlot in, ons vasthoudt. De leerlingen zijn er stil van. Judas vertrekt in die stilte, zijn hart te versteend om de liefde en vergeving te voelen. Vandaag zitten ook wij aan aan de tafel van Jezus. In zijn leven richtte Jezus zich op alles wat hartverwarmend is en verzette zich tegen alle harteloosheid. Vandaag reikt hij ons zijn brood, zijn lichaam, zijn liefde aan.

Hoe reageer je? Like or dislike? Duim omlaag? Nee dank je, ik zoek mijn eigen weg wel in het leven.
Of duimpje omhoog: top, dank je, ik doe mee met jouw verzet tegen harteloosheid en volg je met hartverwarmende woorden en daden!

Pastor Joska van der Meer

2024-03-23 Palmpasen, pastor Joska van der Meer

Jesaja 50, 4-7
Marcus 11, 1-10

Wie of wat juichen we toe?

Wat zijn nou dingen die jij toejuicht, waar je warm van wordt, warm voor loopt… Zaken of gebeurtenissen die je met hart en ziel steunt of waar je zeker bij wilt zijn… Palmpasen is een happening, de straten van Jeruzalem zijn  voor even the place to be… Zo’n grote menigte als met Palmpasen kennen we in onze tijd van events, mensenmassa’s op festivals, bij sportwedstrijden of sportevents.  Maar ook van serieuze zaken waar mensen voor op de been komen zoals klimaatacties, demonstraties, in een lange rij gaan staan op verkiezingsdag. We hebben onze palmtak nog in de hand.

Wie of wat juichen wij toe?

Op die palmzondag juichen de mensen voor een man op een ezel met een klein bont gezelschap mannen en vrouwen er achter. Wie juichen ze eigenlijk toe? Als toevallige passant  zou je waarschijnlijk vooral het aanstekelijke enthousiasme zien. Misschien was je zelfs zelf wel mee gaan zwaaien, ook ‘we love you’ gaan roepen! Die ene man mee onderdompelen in een warm bad van liefde, over hem een hartjesregen uitstrooien. Zoals Irene Schouten bij haar afscheid als schaatsster bedolven werd onder de tulpen en teddyberen. De winnaars juichen we graag toe, the winner get is all!
Als de stoet voorbij is, stuift de menigte weer uit elkaar. De hartjesregen blijft als vertrapte confetti achter op straat.

Maar wie was die man? Was Jezus wel een winnaar? Degene die zou gaan zorgen voor betere tijden? Wij weten al hoe het verder gaat en die man op de ezel weet het ook. Wat zal er in hem omgegaan zijn? De woorden van Jesaja?

God de Heer heeft tot mij gesproken
en ik heb mij niet verzet, ik ben niet teruggedeinsd.
Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen,
mijn gezicht heb ik niet afgewend
van wie mij smaadden en mij bespuwden.
God de Heer zal mij helpen.

Vandaag hoeven we nog niet verder te kijken. Vandaag juichen we Jezus toe. Jezus, die van God de gave van het woord kreeg en in staat was én is om de ontmoedigden moed in te spreken. In het begin van deze viering zeiden we dat we net zo zouden willen zijn als hij: net zo mild en stil, even verontwaardigd én verzoenend, inlevend en genezend en graag ook zo verbonden zijn als Hij: in zekere geborgenheid altijd kunnen verwijzen naar een Vader en een Vaderhuis. Met zijn entree in Jeruzalem laat Jezus zien wie hij is en waar hij voor staat: binnenrijden op een ezel, niet zo als machthebbers hoog te paard en daardoor ver boven en ver weg van mensen. Jezus voelt zich meer verbonden met de ezel, een lastdier dat meestal bepakt en gezakt rond loopt, de last van en voor anderen dragend. Het maakt de zichzelf hoogverheven leiders, zowel de wereldlijke als de geestelijke bloednerveus. Zij halen dan ook opgelucht adem als de menigte weer uit elkaar stuift en laten snel de straten weer  schoonmaken.
Wie of wat juichen we toe? Ons toejuichen van Jezus vandaag zet ons op een duidelijk spoor. Hij maakte in zijn leven duidelijk wie en wat we wel en niet moeten toejuichen. Tegen ieder van ons zegt hij om ons moed in te spreken:

En Jij,
mens die je bent,
geboren om te bloeien in het volle licht,
maar ook de weg van alle stof te gaan.
Kijk in jezelf,
laat toch je aarde niet verharden.
Wrik los wat je weerhoudt
om levenskrachtig
als het kiemend zaad te zijn.

En vanuit zijn onwrikbaar vertrouwen in God, zijn én onze Vader:

Alles wat komt zal weer verdwijnen,
alles wat bloeit zal weer verdorren,
maar hier is een groen takje,
dat vertelt van een God die blijft.

Laten we hem en alles waar Jezus voor stond blijven toejuichen!
Amen.

 

Pastor Joska van der Meer


Voorbeden Palmpasen zaterdag 18.30
Vg:
Bidden we vandaag op deze Palmpaasdag tot God die naar ons omziet:

Lector:
Voor mensen die geslagen worden en onderdrukt
om hun opvattingen, hun afkomst of wie ze zijn:
dat zij uitzicht houden dat aan hun lijden eens een einde komt.
Laat ons bidden

Voor alle mensen die worden toegejuicht
Voor mensen die zich vastklampen aan macht, aanzien of rijkdom
dat zij zich niet alleen bekommeren om hun eigenbelang
maar het goede doen voor alle mensen
Laat ons bidden

Voor alle mensen die in vrijheid kunnen kiezen
Aan wie ze hun vertrouwen schenken
Dat zij hun steun geven aan wie goed doen voor allen
Laat ons bidden

Vg:
God onze Heer,
Houd U niet ver van ons en sta ons bij
in het lijden van elke dag
en in de komende week
waarin we stil staan bij het lijden van Uw Zoon
en uitzien naar het einde van het lijden in onze wereld.
Amen.

Pastor Joska van der Meer

2024-02-12 Carnaval, pastor Joska van der Meer

Leviticus 13:1-2, 45-46
Marcus 1,40-45

Het is dit weekend Carnaval. Je kunt dan nadenken wie of wat je het liefste zou willen zijn en je zo verkleden. De melaatse man zou meteen zeggen: rein. Want dan was hij zowel genezen als weer deel van de gemeenschap. Hij zou zo graag uit die situatie van éigen schuld, dikke bult’ komen….

Eigen schuld, dikke bult… victim blaming in modern Nederlands. Het betekent letterlijk: het slachtoffer de schuld geven.
In dit Nederlandse spreekwoord zit nog een verwijzing naar lang verbreide visie dat God mensen die zich misdragen met een bochel kan straffen (of met een ziekte zoals melaatsheid). In de tijd van Jezus was het gebruikelijk om ziekte als een straf te zien voor fouten van een persoon. Je werd hierdoor als je bijv melaats werd driedubbel gestraft: je werd ziek, je werd buitengesloten en kreeg er ook nog eens een schuldgevoel bijgeleverd. Dikke bult, eigen schuld, jij zelf of je familie zullen wel wat fout gedaan hebben…

Wij zijn anders gaan denken over ziek zijn, al spelen soms vergelijkbare innerlijke stemmetjes mensen toch nog parten “Waarom ik? Waar heb ik dit aan verdiend?”
En wereldwijd wordt ziekte vaak nog wel als straf van God gezien. Zo vertellen hulpverleners van de leprastichting (ander woord voor melaatsheid) uit Sri lanka: de schooldirecteur van Kavinas (11 jaar) en Hariskram (7) reageert resoluut als hij hoort dat de broertjes lepra hebben: ‘Als die jongens op mijn school blijven, vertrek ik’. Hoewel de broertjes in behandeling zijn en de besmetting gestopt is, wil de school hen niet langer als leerling hebben. De vooroordelen gonzen in ‘t rond: ‘ze zullen wel iets ergs gedaan hebben, dit is Gods straf’ en ‘blijf uit hun buurt, ze besmetten je’. Gelukkig is ook daar de ziekte te behandelen maar is er al veel leed geschiet voor ze bij een arts komen.

Jezus wil die manier van denken uitbannen. Daarom stapt hij op de melaatse af, raakt die zelfs aan! En stuurt de genezen man naar de priesters omdat die hem weer binnen kunnen laten in de gemeenschap en verklaren dat zijn “straf” erop zit. Jezus gunt die man een volledig nieuw begin!

Melaatsheid komt in Nederland dan nog weinig voor, “Eigen schuld, dikke bult” tiert nog welig rond.
Slachtofferhulp Nederland schrijft: “Eigen schuld, dikke bult? Slachtoffers krijgen vaak te maken met opmerkingen vanuit hun omgeving die hen het gevoel geven dat de gebeurtenis hun eigen schuld was.
Dit wordt victim blaming genoemd. Slachtoffers krijgen dan dingen te horen als: Waarom heb je niets gedaan om het geweld te stoppen? Ben jij ‘s nachts door dat park gefietst, in je eentje? Wie springt er dan ook tussen twee vechtende mensen in? Wie trapt er nou in zo’n nepmail?

Vaak zonder dat mensen het doorhebben, zeggen ze dingen met een beschuldigende ondertoon. Dat doen ze meestal niet met kwade bedoelingen, maar omdat ze voor zichzelf proberen te verklaren hoe zoiets vreselijks kan gebeuren. Ook als je het niet zo bedoelt kan je reactie een slachtoffer kwetsen en kan iemand helemaal vastlopen in het herstel en de verwerking. Bijv omdat iemand niets meer met anderen durft te delen, terwijl dat juist heel belangrijk is. Of niet meer naar school of werk wil, uit schaamte of uit angst voor nog meer nare opmerkingen.

Eigen schuld, dikke bult, victim blaming.
Als we Jezus’ voorbeeld willen volgen zullen we ook na moeten denken over victim blaming in onze samenleving. Welke mensen sluiten wij buiten op basis van “eigen schuld, dikke bult”? In het jongerentheaterweekend speelden ze een scene van een jongen die zijn grote winst bij een loterij binnen de kortste keren volledig vergokt had. Zijn vrienden zeiden “we hebben je nog zo gewaarschuwd” en gingen weg. Een paar kwamen even later toch terug om hem er weer bovenop te helpen.

Terug naar de melaatse zelf. Want we kunnen onszelf soms net zo buitengesloten voelen als hij. Als Jezus zijn isolement opheft, vraagt Jezus om de bron van zijn genezing voor zich te houden. Maar dat is onmogelijk voor hem. Zo groot is de opluchting, de bevrijding dat hij weer mee kan doen, dat hij het van de daken schreeuwt.
Zo opgelucht kunnen wijzelf zijn als mensen ons steunen. Zo bevrijdend kan het zijn voor een slachtoffer als iemand gewoon je verhaal gelooft. We kunnen voor elkaar een grote steun en toeverlaat zijn als je zelf weer in het reine moet zien te komen vanuit moeilijke omstandigheden…

De toeloop wordt zo groot dat Jezus naar elders moet gaan. Hij kan niet iedereen genezen, niet iedereen de beschuldigende vinger uit het hoofd praten. Dat hoeft ook niet, samen kunnen mensen zijn voorbeeld volgen. Wie ziek is, dragen zoals de vier mannen die zover gingen voor hun vriend, dat ze de verlamde man door het dak lieten zakken. Wie buitengesloten worden of zich zo voelen weer in de kring halen. Naast slachtoffers gaan staan en hen niet ook nog eens een schuldgevoel aanpraten.
Eigen schuld, dikke bult. Jezus laat het tegenover gestelde zien. Hij keert zich niet af van de melaatse maar haalt hem weer in de kring.

Dit weekend is het Carnaval. Het feest van de omgekeerde wereld. Carnaval kan, voor wie er van houdt en het zo wil zien, een oefenplaats zijn voor die omgekeerde wereld. Immers elf gewone mensen krijgen even de sleutels van de stad in handen. Je kunt verkleden om voor even te ervaren hoe het is om een ander mens te zijn. Een feest voor iedereen, jong en oud. Ook wie in het dagelijks leven buitengesloten worden kunnen nu volop mee doen! Voor ieder carnavalsvierder of niet, is het de kunst om dat ook erna vast te houden!
Moge het zo zijn. Amen.

Pastor Joska van der Meer

2024-02-04 Pak mijn hand vast, Roland Brans

3 en 4 februari 2024

Job 7, 1-7
Marcus 1, 29-39

Handen zijn sprekende lichaamsdelen. Gebald en open. Vragend en verwijtend. Biddend en vergevend. Zalvend en zoekend. Bekrachtigend en verwensend. De handen onderstrepen onze emotie of gaan, terwijl we die emotie proberen te onderdrukken, toch soms hun eigen gang. Bewegingen van handen zijn vaak onbewuste uitingen van het lichaam die laten zien wat we werkelijk bedoelen of werkelijk voelen. Niet voor niets krijgen politici en andere publieke sprekers training om deze handelingen zoveel mogelijk te controleren. De taal van je handen is waar de pasgeboren baby in eerste instantie mee leeft en naar luistert. Voortdurend wordt het kind aangeraakt en voortdurend ontvangt het een boodschap: zijn deze handen zacht en liefdevol, zijn ze rustig of bruusk en ongeduldig, zijn ze zelfverzekerd of onzeker, zijn ze vriendelijk of moedeloos?

In het evangelie van Marcus van vandaag werd ik getroffen door dit ogenschijnlijk alledaagse gebeuren: ‘Jezus ging naar haar toe, pakte haar hand vast en hielp haar overeind’. Ogenschijnlijk, want dit alledaagse werd een wonder: ‘Toen verliet de koorts haar’. Een alledaags wonder. Want hier ontmoet de ene hand de andere. De hand van de zieke die berustend of vragend op het lichaam ligt, wordt aangeraakt door een andere hand. Die ontmoeting, in een onuitgesproken, lichamelijke taal brengt een wonder teweeg. Het gerucht dat Jezus een wonder heeft verricht verspreidt zich als een lopend vuurtje; de mensen brengen alle zieken en bezetenen naar Hem toe.

Het vandaag gelezen fragment uit Marcus’ evangelie beschrijft hoe Jezus bij Petrus’ schoonmoeder komt, dat daarna iedereen zich voor de deur van het huis verzamelt en hoe Jezus zich tenslotte terugtrekt om te bidden. Een gebed met andere handen, geopend naar boven, of gevouwen. Die terugtrekking om te bidden, om te bezinnen en God te danken is niet vanzelfsprekend. Hoe vaak horen we niet dat we trots moeten zijn op onszelf en dat we dat vooral moeten laten zien; hoe moeilijk is het om de roem te dragen of om op de golven van wuivende en wenkende mensenmassa’s en duizenden handen jezelf staande te houden en niet te vervallen in zelfoverschatting. Ook Jezus wordt hier op handen gedragen. Jezus gebruikt zijn populariteit niet om er zelf beter van te worden. Hij wil niet dat het wonder centraal staat, Hij wil uitnodigen tot geloof. Hoe krachtig is in onze tijd de verlokking van de stem die zegt dat je succesvol, rijk en beroemd moet worden. De voetballer die een doelpunt scoort en onder toejuichingen op zichzelf wijst, vergeet soms dat zijn actie vooraf werd gegaan door die van de keeper, de middenvelder en de vleugelspits. Maar er zijn er ook die dat niet doen en die met de handen naar boven wijzen.
Jezus kiest niet voor de roem, maar voor iets anders. Zijn wonderen zijn een dienstbaar teken van de liefdeskracht van God. Zijn succes laat hij niet verworden tot zelfverheerlijking of verstarring. Sterker nog, even later zegt Hij: ‘denk erom dat je er met niemand over praat.’ Jezus loopt rechtop, maar niet met zijn neus in de wind.

We hebben vandaag ook gelezen over Job. Job die het ene na het andere ongeluk treft en die onder de korsten en de zweren op de mestvaalt zit. Soms is het lijden van mensen zo groot dat je verstand erbij stil staat. Ieder krijgt zijn portie van ongeluk, maar gelijk verdeeld is het niet. Of, zoals mijn goede moeder zei: ‘de duvel schijt op ene hoop’. In het gesprek dat Job met zijn vrienden heeft, slaakt hij een verzuchting: ‘Als een slaaf smacht hij naar de schaduw’ en: ‘mijn dagen gaan sneller dan een weversspoel, ze haasten zich naar een einde zonder hoop.’ Job klaagt over zijn erbarmelijke situatie, waarbij het moeilijk is zijn vrome standpunt, zijn geloof in God, vast te kunnen houden. Het lijden van de mens laat zich moeilijk verklaren. Het is hoe dan ook de hand van een ander die het lijden kan verlichten.

Handen zijn sprekende lichaamsdelen. In het verhaal van Marcus zagen we ze driemaal: de reikende en genezende hand van Jezus; de op-handen-gedragen Jezus, de bezinnende en dankende Jezus met naar boven geopende of gevouwen handen. Ontmoeting, populariteit en dankzegging.
Ook wij dragen het wonder van de aanraking uit: gestruikeld op straat; verdwenen in het wak; gelegen op een ziekbed; of in de laatste levensuren; op al die plekken, en meer en vaker, vragen wij: pak mijn hand vast. En op al die momenten pakken ook wij zelf handen vast. Dan daalt steeds opnieuw een rust over ons neer, genezen wij. Het wonder van onze handen, door God gegeven.
Amen

Roland Brans

2024-01-06 Driekoningen, Trees van Kraaij

Jesaja 60, 1-6
Matt.2,1-12

In de wijk Hees is dit jaar voor de zevende keer een kerstkribben tentoonsteling georganiseerd. Op wel 130 adressen is in de wijk is een kerststal opgebouwd. In de tuin of voor het raam, van groot tot heel klein. Met grote creativiteit en diversiteit: van zelfgemaakt tot traditioneel. Soms zo klein, in een stolpje bijvoorbeeld dat er alleen plaats is voor Maria, Jozef en het kind. Maar soms ook een hele vensterbank vol, met een groot tafereel gebouwd van legosteentjes. Ontroerend te zien met hoeveel zorg al die kerststallen zijn opgebouwd. Als het kan, is er ook ruimte voor de 3 koningen en de kameel. Zij horen erbij. Op hen, de wijzen uit het oosten, richten we vandaag onze aandacht.

Drie magiers, sterrenwichelaars, worden getroffen door een bijzondere ster, een teken aan het firmament dat hun nieuwsgierigheid wekt. Waren het drie wijzen? We weten dat niet zeker. Misschien waren het er wel zes, uit elk continent één. God is immers geboren en mens geworden voor alle mensen. Van alle kanten gaan wijzen op weg, getroffen door dat bijzonder teken, dat zij willen onderzoeken. Wat beweegt hen? Waardoor worden zij geroepen? Ze zullen wel vaker bijzondere fenomenen aan de hemel hebben waargenomen. Maar dit keer gaan ze op weg. Er is een drang, een roepstem in hen die zegt: dit moet ik onderzoeken. Ik moet gaan. Er is een koning geboren, zo lezen zij in de sterren. Ze laten huis en haard achter en gaan op weg, zoekend naar de nieuwgeboren koning.

Zo gaat dat soms: een stem in je hart zegt je: daar moet ik heen. Een oude kennis, een vriend, een familielid dat ziek is en die jou als het ware roept: daar moet ik nu echt even naar toe gaan. Vaak blijk dan dat je ook echt als geroepen komt.
Sommige mensen gaan op weg omdat het niet anders kan. Veel vluchtelingen zien geen andere mogelijkheid tot leven meer en moeten gaan! Alles achterlatend nemen zij enkel wat schamele bezittingen mee. Gaan op hoop van zegen. We weten voor hoevelen die reis op een mislukking, een drama uitloopt.
De wijzen gaan met op weg met rijke gaven. Ze nemen hun kostbaarste bezit mee om het de nieuw geboren koning aan te bieden. Ze veronderstellen dat de nieuwe koning in het paleis van koning Herodus te vinden is. Maar deze koning van de vrede is niet te vinden in het centrum van de macht, niet in rijkdom, niet in aanzien. Bethlehem is de plaats waar zij hem vinden. In een eenvoudige stal. Bethlehem. Een woord, een plaats met zoveel betekenis. De plaats waar geschiedenis geschreven is. Het is de plaats waar Jezus geboren is, waar God mens is geworden. Maar Bethelehem is ook de plaats waar Herodus vele kinderen liet vermoorden,
enkel uit angst om de macht te verliezen.

Bethlehem waar dit jaar geen kerst gevierd kon worden, is nu plaats van oorlog, waar nog altijd kinderen slachtoffer worden van oorlogsgeweld. Waar ouders wenen om hun kinderen. Bethlehem betekent: huis van brood. Huis van gastvrijheid. De stal van Bethlehem is bedoeld als een gastvrije plaats voor iedereen. Voor eigen volk, de herders én voor de vreemdeling, overal vandaan. Ieder die het kind vindt, deelt van zijn of haar bezit. Of je nou koning of herder bent, dat maakt niet uit. Bethlehem is overal waar vriend en vreemde welkom is. Waar geen angst is voor het andere, waar ieder meeneemt en deelt wat hij of zij heeft. Eigen cultuur, eigen gewoonten, eigen gastvrijheid. Bethlehem is ook in al die huizen, waar je welkom bent om de tuin in te lopen of door het raam te kijken naar de uitgestalde kribbe. Bethlehem is daar waar eenieder welkom is en gastvrij wordt ontvangen.
Daar wordt God geboren, telkens weer.

Trees van Kraaij

2023-12-30 en 31 Teken van een nieuw begin, Roland Brans

Genesis 15,1-6; 21,1-3
Lukas 2, 22-40

Op 4 oktober 1669 stierf een schilder. Tijdens zijn leven was hij succesvol, groots én eigenzinnig. Vier dagen na zijn overlijden wordt de schilder begraven in de Westerkerk in Amsterdam en neergelegd in een huurgraf, want erg rijk was hij inmiddels niet meer. In de Westerkerk zijn ook zijn eerder gestorven geliefde en zijn zoon begraven. Uit een notarieel rapport uit 1671 blijkt dat er op zijn schildersezel in zijn atelier een onvoltooid werk staat. Hierop zijn Simeon en de pasgeboren Jezus afgebeeld. Rembrandt, want over hem hebben we het hier, heeft zijn leven lang Bijbelse thema’s geschilderd. Van mijn vader en moeder heb ik deze Rembrandtbijbel geërfd, waarin veel van zijn schilderijen en tekeningen zijn opgenomen. Vandaag heb ik het evangelie hieruit voorgelezen. Het zal u misschien zijn opgevallen dat het een wat oudere vertaling is. Een oude vertaling met een altijd vernieuwende betekenis.

In deze Rembrandtbijbel is een schilderij van Simeon opgenomen, maar het is niet het schilderij dat Rembrandt aan het eind van zijn leven schilderde. Hij was pas 25 jaar oud toen hij dit monumentale doek maakte, theatraal zelfs; Jozef en Maria zijn in de tempel om de pasgeboren Jezus op te dragen aan God. Simeon herkent het kind als de langverwachte Messias. De oude man neemt het kind in zijn armen en zegt: ‘Nu laat U Heer, uw dienaar in vrede gaan, zoals u hebt beloofd. Want met eigen ogen heb ik de redding gezien, die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’ De jonge schilder laat een goddelijk licht op het kind vallen. Of komt het licht uit dit goddelijk kind?

Dit weekend staan we op de drempel van een nieuw jaar. Terug- en vooruitblikken horen bij deze dagen. We denken na over al het onheil dat de wereld getroffen heeft en hopen dat in het nieuwe jaar alles, of nou ja, veel, weer ten goede zal keren. We kijken wellicht terug op ons eigen leven, wat ons overkomen is, wat we hebben gedaan, ten goede of ten kwade. Misschien maken we voor het nieuwe jaar wel goede voornemens. Oud en nieuw treffen elkaar deze dagen. Die ontmoeting van oud en nieuw, van belofte en toekomst, hoor ik ook in de lezingen van vandaag. Waar Abraham in de eerste lezing vertwijfelt uitroept: ‘Heer God, wat baten al mijn gaven, want ik blijf maar kinderloos’, daar doet God hem een belofte: ‘Zo talrijk als de sterren wordt uw nageslacht.’ Abraham zal God trouw blijven en zijn belofte wordt vervuld. Een volgende, een nieuwe generatie zal klaar staan.

De ontmoeting tussen oud en nieuw beluisteren we tevens in de evangelielezing van vandaag. Dit verhaal uit Lukas lijkt wel uit het Oude Testament te komen: de sfeer, de beelden, de woorden ademen de joodse traditie. Jozef en Maria staan in die joodse traditie en zij bieden hun zoon Jezus aan God aan. Met de opdracht in de tempel staan ze in de traditie van hun geloof. Het gaat Lukas niet alleen om de traditie en het eigen volk; niet alleen díe verwachtingen worden nu waargemaakt, nee, Jezus’ licht zal over álle volken schijnen.  Over de generaties heen wordt het geloof doorgegeven: Abrahams nageslacht zal talrijk zijn en Jezus zal op eigen wijze de traditie voortzetten. Simeon spreekt tot Maria: zijn zoon zal als een licht zijn, maar ook: het hart van jou als moeder zal doorboord worden. Een dramatische vooruitblik. Niet alleen Simeon is een vertegenwoordiger van de traditie, bij Lukas. Ook Hanna is dat. Deze hoogbejaarde profetes diende God dag en nacht in de tempel. Hanna sprak over het kind tot allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten, zo staat er.

Op eigen wijze de traditie voortzetten; eigenwijs als het moet. Het lijkt de Ontmoetingskerk wel. Van Rembrandt zeggen ze eveneens dat hij afweek van de norm, dat hij een eigenzinnige schilder was. En een schilder die op ongekende wijze het leven met al zijn emoties kan weergeven. In zijn leven heeft Rembrandt vijf keer Simeon afgebeeld, getekend, geëtst, dan wel geschilderd. Het schilderij waar hij waarschijnlijk het laatst aan heeft gewerkt, wat nog op zijn schildersezel stond toen hij stierf, laat een heel andere Simeon zien dan zijn eerste versie; met veel grovere toets geschilderd, geen pracht en praal van een tempel is er te zien, alle omstanders zijn weg (waarschijnlijk is de Maria of Hanna op de achtergrond later toegevoegd). Het gaat alleen om de oude man en het kwetsbare kind.

Simeon is hier aan het eind van zijn leven, net zoals Rembrandt was, toen hij dit schilderde. In zijn jonge jaren benadrukte Rembrandt het monumentale en grootse, in zijn laatste levensdagen liet hij menselijkheid en kwetsbaarheid zien. God wordt gedankt, het leven wordt doorgegeven. Jezus is een mensenkind, door God gegeven. Een goddelijk mensenkind. Verwachtingsvol kijken we naar dit kind, zoals alle ouders vol verwachting kijken naar hun pasgeborene. Alles valt weg, hier gaat het om. Simeons’ ogen zijn half gesloten, maar voldoende geopend om nog te kunnen zien dat zijn geloof wordt doorgegeven. Een teken van hoop, is waar Simeon op heeft gewacht voordat hij zou sterven en het is hem gegeven.

Hoe staan wíj voor de schildersezel als wij ons leven en onze toekomst schilderen? Geven wij het leven en het geloof door op onze eigen wijze, staand in de traditie, eigenwijs desnoods? Zoals mijn ouders het leven en het geloof, ook met deze Rembrandt-bijbel, hebben doorgegeven? Schilderen we vol vertrouwen met losse penseelstreken een verleden, heden en toekomst dat staat in het teken van de hoop? Dit weekend blikken we terug en vooruit. Met dit teken van hoop gaan we het nieuwe jaar in.

Roland Brans

2023-12-25 Kerstoverweging, pastor Joska van der Meer

Jesaja 9:1-6
Lucas 2:1-21

“Voor mij is Kerstmis begonnen”, zegt een vrouw begin december. Ze heeft nog geen kerstboom gezet. En ze is evenmin kerstinkopen gaan doen omdat een supermarkt vroeg: Kunt u ook niet wachten? Toch is voor haar Kerstmis al begonnen.

Velen kunnen niet wachten. De vrede is immers ver te zoeken. We leven te midden van onvrede, puinhopen, verlies, haat, hartverscheurende verhalen, lange slapeloze nachten. Dan verlang je naar een stralende sterrenhemel, hartverwarmende verhalen, troost, warme geborgenheid, daadwerkelijke hulp, vrede. Een man in diepe rouw zei: “Ik kijk zo uit naar Kerstmis, naar het licht, ik snak naar iets anders dan de rauwe duisternis waar ik nu in zit.” Waar hij op hoopt is niet de betovering van vele lichtjes maar verlichting, het lichter worden van zijn hartzeer.

Jesaja verwoordt waarop velen hopen:

Het juk dat mensen onderdrukt verbrijzeld,
bedreigende stampende laarzen en met bloed besmeurde mantels vernietigd.
Er moet een vredevorst komen, iemand die troost en geborgenheid geeft,
hartverwarmende verhalen vertelt en daadwerkelijk helpt!
Een Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, een Vredevorst.

Maar ja, waar is die te vinden? Vrede is immers ver te zoeken…

Nu maar ook ten tijde van keizer Augustus. De Pax Romana, de ‘vrede’ van het Romeinse rijk, betekent voor gewone mensen overgeleverd zijn aan besluiten van hogerhand. Als de keizer beveelt dat ieder naar zijn geboorteplaats moet om zich in te schrijven, is er geen ontkomen aan, dan moet je, ook als je hoogzwanger bent. Jozef en Maria gaan dus noodgedwongen op reis. Er is voor hen geen plaats in de hotels. Veiligheid en geborgenheid zijn ver te zoeken. Ze lijken op allen die nu op zoek zijn naar een veilige plek om te leven. Of zich afvragen: kan ik nog wel met mijn keppeltje over straat? Of hier in ons land geboren mensen, die twijfelen: mag ik hier nog wonen?

En dan gebeurt er iets onverwachts: in alle onherbergzaamheid wijst iemand hen de weg naar een stal. Zodat ze toch een warme plek vinden waar Jezus in alle geborgenheid geboren kan worden. Het kleine goede begint daar.
En daar blijft het niet bij: daar wordt het nieuwe begin waar ieder zo naar verlangt geboren! God zet tegenover alle geweld en machtsmisbruik een pasgeboren kind: kwetsbaar en onooglijk klein, ergens achteraf geboren. Is dit de Redder, de grote vreugde voor heel het volk? Het is nog steeds aardedonker, de vrede ver te zoeken. Maar dan zijn er die herders, ze hebben niets te verliezen, zij wagen het erop, stel dat het waar zou zijn… Ze vinden het kind, in doeken gewikkeld, precies zoals het hen gezegd is… Zij zien de Redder: in de kwetsbaarheid, de uitgestoken handjes die vragen om geborgenheid, de oproep tot het kleine goede van een extra dekentje tegen de kou, het zingen van een slaapliedje…

Hier, in de stal, bij dit pasgeboren kind begint de oproep tot het doen van ‘het kleine goede’. Een vrouw bij de Voedselbank zegt: hou het maar klein: Kerstmis is samen moed houden! Een meneer die Wachter heet, zegt als een kerstengel: ‘Het is de mens die er voor u is. De mens die iets voor u doet. Iets kleins. Iets onschuldigs. Iets dat vermoedelijk geen moeite kost en dat zomaar aan de aandacht zou kunnen ontsnappen. Een glimlach, een hand, een schouderklop. Iets heel klein menselijks, maar iets dat zo wezenlijk is voor het menselijke bestaan’.

God helpt met dit pasgeboren kwetsbare kind! We voelen deze dagen allemaal haarfijn aan: in het kleine goede zit alles besloten wat een mens nodig heeft als het leven de vanzelfsprekendheid verliest, als angst en onzekerheid binnendringen in ons bestaan. De supermarkt die niet kon wachten begrijpt het. Het boksen en opboksen moet veranderen in een tafel vol vriendschap. In het Vaticaan ontdekken mannen en vrouwen uit de hele wereld aan ronde tafels de kracht van het naar elkaar luisteren en gezegende liefde. In de Ontmoetingskerk spreken mensen van verschillende religies over wat verbindt en borduren aan een Tree of connection. Het Rode Kruis helpt in de puinhopen van natuurgeweld of waar vrede ver te zoeken is… Het glazen huis van Serious Request doet een oproep tot hulp bij een ziekte die normaliter niet in de spotlight staat. Massaal wordt het popnummer Tonight aangevraagd, een lied dat gaat over elkaar bijstaan juist als het moeilijk is. Tonight, if you’re a little down then so am I, Side by side, We’ll make it to the morning light.
God helpt met dit pasgeboren kwetsbare kind. Opeens weten we weer wat écht belangrijk is!

Eén persoon begreep dat al ver vóór Kerstmis. De vrouw die zei: “Voor mij is Kerstmis begonnen”. Ze woont in een verpleeghuis, waar zij zo anders moet leven dan ze gewend was. Kerstmis begon voor haar, na een onverwacht bezoekje. Daardoor is het voor haar lichter geworden. Het kleine goede heeft haar goed gedaan. En ze weet: dat blijft. Het kleine goede beperkt zich niet tot de kerstdagen. Het kerstkind blijft midden onder ons, ook als de kerststal weer is opgeruimd. Jezus blijft als wonderbare raadsman, rust- en vredebrenger. Het hele jaar door ben je welkom, gewoon zoals je bent, om bij hem op adem te komen, je zorgen en je blijdschap te delen. En het hele jaar door verstaan mensen zijn oproep tot het kleine goede! Zijn al die kleine dingen genoeg? Vele kleine bedragen gaven bij het glazen huis een grote opbrengst. Als velen het kleine goede doen, is er door het kind in de stal al een wereld gewonnen. Als zijn oproep tot vrede blijft klinken, is dat goed nieuws voor alle mensen!
Vandaag is voor ons allen Kerstmis begonnen! Moge het zijn een Zalig Kerstmis!

pastor Joska van der Meer

2023-12-23 Wat heb je op je hart, Trees Versteegen

1 Samuel 3, 7-12, 15-18
Lucas 1, 26-46

Het zijn de stille dagen voor Kerst. De natuur rust. De vogels melden zich niet. De sociale interactie en reuring liggen een beetje stil. Mensen trekken zich terug in hun huizen. Tegelijkertijd is er veel huishoudelijke organisatie: welke boodschappen, welk eten, wie is wanneer bij wie op bezoek? Het lijkt gewoon ongewoon. Er is iets aanstaande. Er staat iets te gebeuren.

Maar is het zo stil in ons? Welke grote en kleine verhalen leven in ons, die we willen delen, met God of met elkaar? Waarmee we eigenlijk niet kunnen wachten. Die dringen in onze ziel? De woorden: ‘wat heb je op je hart’ drukken die behoefte mooi uit. Iets ‘op je hart hebben’ betekent dat je iets heel graag wilt vertellen, dat het meestal niet gemakkelijk is om te vertellen en dat je opgelucht bent als je het hebt kunnen delen. Je bent dan wat je bezwaart, bedringt, kwijt, en je kunt met hoop en verwachting uitzien naar wat volgt. Je hebt je hart vrij gemaakt. Wat heb je op je hart? Als je gevraagd wordt om te vertellen, steek je meestal van wal.

Zoals Linda Tirado in haar boek ‘hand to mouth’ (hand voor de mond). Zij is een vrouw die arm is, drie banen werkt en arm blijft, in de Verenigde Staten. Op internet kreeg ze de vraag “Waarom doen arme mensen dingen die zo zelfdestructief zijn”, of – in gewoon Nederlands – ongezond. Ze steekt ze van wal: “Nou, dat zal ik je vertellen! Over waarom ze met drie banen weinig rust heeft. Waarom ze dan tussendoor net voor haar nachtrust die drie uur duurt een martini neemt. Over dat ze heus wel weet hoe ze gezond moet koken, maar dat dat dus niet altijd lukt, zeker niet als ze weer eens met haar gezin in een motel woont. Over hoe armen anders behandeld worden door justitie dan de rijken. enzovoort. Ze vertelt wat ze op haar hart heeft. Wij luisteren.

Of het getuigenis van Clara, dat vorige week werd voorgelezen op een conferentie. Ze werd eindelijk gehoord over het ervaren misbruik in een congregatie. Ze kon eindelijk vertellen. Terwijl ze zich een leven lang had moeten inprenten dat het niet gebeurd was, het bestond niet, werd ze nu gehoord. Wat heb je op je hart?

Op mijn wandelingen neem ik me wel eens voor: vandaag mag je alles ongesorteerd aan God voorleggen: klagen, briesen, verhalen. En het hoeft niet netjes. Ik leeg dan mijn hart: over het waarom van deze oorlogen, de onbegrijpelijkheid en het verdriet ervan. En dat levensverhaal dat ik hoorde… helpt u haar… wees bij haar. En waarom ben ik altijd toch zo… Die geliefde dode, woont zij bij U en zorgt u voor haar? En dank je wel dat ik hier mag lopen… Wat een hele dag mag duren, is meestal maar een kwartiertje. Dan is het klaar. De situatie verandert er meestal niet door. God heeft geluisterd naar wat ik op mijn hart heb. Ik kan verder.

De Bijbelverhalen die we hoorden vertellen ook over wat de hoofdpersonen op hun hart hebben. Als de jonge Samuel ligt te slapen, roept God hem. Hij wordt geroepen als kind van God. En God zegt hem: ‘Let op! Ik ga in Israël iets doen waarvan ieder zo zal ophoren dat zijn beide oren tuiten!
Jong als hij is begrijpt Samuel het niet en gaat hij weer slapen. Hij ziet er tegenop om zijn visioen aan Eli te vertellen, maar Eli vraagt: wat heeft God tegen je gezegd? En Eli dreigt: “God mag met je doen wat Hij wil, als je ook maar iets achterhoudt van wat Hij tegen je heeft gezegd!’” Je zou kunnen zeggen: Kom op, voor de draad ermee! Wat heb je op je hart? Zeiden we dat maar vaker tegen onszelf of elkaar…

Het verhaal van Samuel kent een soortgelijke belofte als bij de aanzegging van de zwangerschap aan Maria. Maria slaapt niet, maar op iconen zit ze vaak te lezen, als de engel langskomt om haar aan te zeggen dat ze begenadigd is. Hoe dan! reageert Maria in modern Nederlands. Dan legt de engel het uit. dat ze zwanger zal zijn van een zoon van de Allerhoogste. En ook Elizabeth, haar nicht, zal een wonderlijke dierbare zwangerschap ervaren. Maria zegt ‘ja’, op wat de engel haar vraagt: moeder te zijn van dat heilig kind. Met dat verhaal gaat ze naar Elizabeth. Ik verbeeld me altijd hoe dat is gegaan: die twee vrouwen, een piepjong en een al wat ouder, die vol zijn van het wonderlijke wat hen is overkomen en die elkaar in de armen vallen. Dat is een andere manier van vertellen wat je op je hart hebt. Het is vreugdevol. Moet je horen wat mij is overkomen!

Wij hebben ook van die verhalen, soms. Vreugdevolle verhalen over je (klein)kind dat thuiskomt van een lange reis, of de kanker die voorbij is, of de verslaving, of de waanbeelden die er niet meer zijn of, wat verstilder: dat we God echt nabij wisten op momenten dat het nodig was, of dat we een steuntje kregen vanuit de hemel.

Wat heb je op je hart? Het vertellen van verhalen, bedompt of vreugdevol, kan je hart vrij maken voor God en voor elkaar. Je kunt je openen voor een nieuwe toekomst.

De is tijd stil en zindert van belofte. Morgen breekt het licht door. Is er een nieuwe toekomst? Staan we er open voor? Mag het licht naar binnen komen?

Kunnen we, net als Maria jubelen? Mijn hart prijst en looft de eeuwige! Want Hij heeft mij gezien, Hij heeft mijn verhaal gehoord. Mijn ziel prijst en looft de Heer.

Trees Versteegen
23 december 2023

2023-12-09 en 10, pastor Joska van der Meer

Jesaja 40:1-5, 9-11
Marcus 1:1-8

Eén kleine mensje in een onmetelijk grote lege woestenij. Hoe hard je ook roept, niemand hoort je, je hoort hooguit je eigen echo terug. Het beeld van een roepende in de woestijn. In het Nederlands is het een gezegde geworden. Een roepende in de woestijn zijn betekent: iemand die tevergeefs iets verkondigt, iemand naar wie niemand luistert. Als iemand je dus een roepende in de woestijn noemt, is dat niet fijn. Ze bedoelen: stop er maar mee, het is een kansloze missie, je kunt beter quiten. Mensen die dat vaak horen zijn klimaatactivist, leiders van vredesprotesten, strijders voor gelijke kansen in het onderwijs, klokkenluiders over machtsmisbruik. Maar heeft een roepende in de woestijn dan niets te zeggen?

Zeker wel! In de bijbel is een roepende in de woestijn juist geen kansloze missie. De oproepen van Jesaja en Johannes de Doper zijn juist bewaard gebleven en generatie op generatie doorgegeven. Zij leefden in de woestijn en brachten met hun woorden, hun visioen, hun leefwijze leven in de woestijn. Ze lieten mensen weer geloven in een leefbare, vreedzame wereld. Ieder op hun eigen manier. Jesaja door te schetsen over hoe het zou kunnen zijn. Zoiets als de mooie plaatjes die je vaak bij nieuwbouwplannen ziet staan.

Alles groeit en bloeit: de liefde, de kinderen, de zonnebloemen, de daktuinen.

In de woorden van Jesaja:

Baan de Heer een weg in de steppe, effen voor onze God een baan in de woestijn, elk dal moet gevuld, elke berg en heuvel geslecht worden, alle oneffenheden moeten vlak, de rotsmassa’s een vallei worden.

Jesaja zegt dit tegen mensen in een verwoeste stad, zoals we die nu zoveel in het nieuws zien. Hij spreekt in zo’n verwoeste wereld over Jeruzalem. Dat klinkt vanuit de huidige situatie in Israël en Gaza vreemd. Niet voor niets vragen mensen zich wereldwijd af of je nog wel één kant moet kiezen in zo’n conflict. Liederen over Jeruzalem klinken nu heel anders, waardoor je je als koor gaat afvragen of je een lied als ‘O kom, o kom, Immanuel, verlos uw volk, uw Israël’ nog vrijuit kunt zingen. Juist wel, zou Jesaja zeggen en zeker de mensen die zijn visioen generatie op generatie doorgaven. Jeruzalem is immers niet zozeer de hoofdstad van het huidige Israël maar tot de droomstad van God, de plaats waar alle leed geleden is, waar alle volken in vrede samen komen!
Jesaja blijft daar in geloven, ook al ziet de wereld er om hem heen heel anders uit. God geeft hem kracht om midden in de verwoeste stad de mensen hoop en perspectief te bieden. God heeft hem opgedragen: Troost, troost Mijn stad, spreek Jeruzalem moed in. Ga er maar aan staan midden in puinhopen en verwoesting! Jesaja zegt: er is redding op komst, er komen andere betere tijden. God zal jullie als een herder weer leiden en als een lam aan de borst koesteren. Er zullen weer tijden zijn dat alles groeit en bloeit: de liefde, de kinderen, de zonnebloemen, de daktuinen.

Onvoorstelbaar maar toch. Zoals een oma, gevlucht naar het zuiden van Gaza en daar onder erbarmelijke omstandigheden met haar kleinkinderen probeert te overleven van de week zei: straks als de oorlog voorbij is, moeten de kinderen een psycholoog krijgen om ze te helpen alles wat ze hebben meegemaakt te verwerken. Ze blijft hopen op kleinkinderen die weer frank en vrij rondhuppelen…
Methode Jesaja: blijven benoemen hoe het wél zou moeten.

Johannes de Doper pakt het anders aan. Hij is meer van duidelijke actie en stevige statements. In zijn leefstijl kun je al zien waar hij voor staat: kameelharen mantel, sprinkhanen en wilde honing eten. Een Extinction rebellion rebel avant la lettre: biologische kleding, vegetarisch eten en consequent doen wat je preekt. Johannes de Doper is van hands on, aanpakken. Johannes gaat er vanuit dat mensen zelf heel goed weten dat het anders moet. Maar dat ze een zetje nodig hebben om zover te komen. Een stevige oproep om het anders te gaan doen. Johannes is zeker geen roepende in de woestijn volgens het Nederlandse gezegde. Er wordt naar hem geluisterd. Zijn oproep klinkt niet tevergeefs, velen bekeren zich.

Wat zou het mooi zijn als er op de klimaattop zo’n figuur zou rondlopen, die het gewoon voor elkaar kreeg dat er een goed akkoord komt en ook wij, als wereldburgers ons leven per direct gaan verbeteren… Op de klimaattop in Dubai sprak geen Johannes de Doper maar wel een in wit geklede kardinaal, die de toespraak van de paus voorlas aan de wereldleiders (de paus zelf was te ziek om zelf te gaan maar zijn spreektijd bleef). De kardinaal zei namens de paus:

‘We zijn onze omgeving aan het vernietigen. Daarmee beledigen we God; brengen we alle mensen in gevaar en zorgen we voor onderlinge strijd. Ik spreek hierover, omdat klimaatverandering gaat over sociale problemen op de hele wereld. Laten we alstublieft hier en vandaag kiezen voor het leven en voor de toekomst. Luister naar de schreeuw van de aarde. Luister naar de smeekbeden van de armen, denk aan de hoop van de jongeren. We hebben een grote verantwoordelijkheid. Wij zijn aan zet om op een nieuwe manier te gaan samenwerken en te doen wat volkeren en jongeren van ons vragen. Laten we eigenbelang en nationalisme achter ons laten. Laten we samen één visie omarmen, dit zal helpen om de ecologische ommekeer te maken’.

Ommekeer ontstaat ook als mensen met verschillende achtergronden samenwerken en elkaar zo leren kennen. Zoals bij de tree of connection.

Twee kunstenaressen één uit Oekraïne en één uit Nederland, gingen samen met anderen borduren aan een tree of connection. Eén groot kunstwerk waaraan iedereen eigen kleur toevoegt. Een kleine stap in het banen van de weg naar die droomstad van God. We gaan er hier in de kerk meedoen, morgen/vandaag kunnen we al beginnen met een borduursessie.

Oproepen genoeg. De vraag is hoe wij omgaan met roependen in de woestijn. Luisteren we naar wat ze te zeggen hebben? Volgen we hun oproep door te blijven spreken over vrede, over wat er moet veranderen voor ons klimaat? Of door te blijven werken aan een toekomst voor alle kinderen en allerlei bomen van verbinding maken? Moge het voorbeeld van Jesaja en Johannes ons hierbij sterken en het groeiende licht van de adventskrans ons de weg wijzen en verlichten.

pastor Joska van der Meer

2023-12-02 en 03 Wees waakzaam!, Roland Brans

Jesaja 63, 16b17.19b; 64, 3b-7
Marcus 13, 33-37

In aanloop naar de verkiezingen organiseerde een samenwerkingsverband van 17 Nederlandse kranten een schrijfwedstrijd voor jongeren van 9 tot 19 jaar. Er kwamen meer dan 500 brieven en een aantal van deze brieven zijn gebundeld in een speciale uitgave van Nieuws in de klas, onder de titel Klasse(n)! Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst en het is dan ook interessant om te lezen waar deze jongeren vol vuur over schrijven: zorgen om het klimaat, de oorlog in Oekraïne, het telefoonverbod op scholen, de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, voetballers die naar Saudi-Arabië vertrekken, racisme op school, de ongezonde gewoonte van vapen enz. enz. Brieven die allemaal, zo stel ik het me voor, zittend op het puntje van de stoel werden geschreven. Dit zal ik de wereld eens laten weten, letten ze wel op? En al die brieven ademen: waar wachten we op?

Het is het eerste weekend van de Advent en we wachten op de komst van Jezus, de Messias. Marcus legt Jezus kort voor zijn lijden een lange redevoering in de mond over de eindtijd. Er zullen rampen, ellende en verdrukking komen; let op die tekens, wacht, maar let op! Vervolgens krijgt dit wachten een hele specifieke betekenis in de parabel van de deurwachter. Een man die in het buitenland verblijft heeft het beheer van zijn huis aan zijn dienaars overgedragen en bovendien heeft hij aan deze deurwachter bevolen waakzaam te zijn. De huiseigenaar waarschuwt de poortwachter bovendien: je weet nooit wanneer ik terugkom, ’s avonds laat of midden in de nacht, of misschien ’s morgens vroeg. Hoe dan ook: zorg ervoor dat je niet in slaap gevallen bent, wees waakzaam! Laat je niet hetzelfde gebeuren als Simon overkomt in Getsemané, wanneer Jezus tegen hem zegt: ‘Simon, sliep je? Had je niet de kracht één uur te waken?’.
Met de parabel van de poortwachter houdt Jezus zijn volgelingen voor om, zelfs als Hij er niet meer is, toch voorbereid te zijn op zijn wederkomst. Sterker nog: om actief te blijven en méér te doen dan alleen wachten. Waakzaam zijn betekent dat je je niet afwent van deze wereld.

Maar welke Messias zal komen? En ligt al onze hoop dan alleen in de toekomst? Of is de toekomst ook nu? In de uitroep van Jesaja uit de eerste lezing horen we ook zo’n schreeuw om toekomst, dat we niet alleen gelaten worden. Het is een oproep van het volk van God, dat zijn God vergeten lijkt en nu om Hem roept: ‘Onze Heer onze God, wees toch niet langer vertoornd op ons. Scheur toch de wolken weg en daal af!’
Een schreeuw om een lichtende toekomst; het koninkrijk van God zal komen én het is er al, kijk goed om je heen. Hoed je voor verkeerde messiassen. Voor degenen die zeggen dat alles simpel is, als we maar allemaal dit of dat. Die de complexiteit van de wereld ontkennen. De valse Messias kunnen we herkennen aan de pretentie dat als we deze leider volgen, alles zal lukken. Alsof het kruis geen plek heeft in deze wereld.

Hoe verleidelijk is het om ons af te wenden van deze wereld. Hoeveel slecht nieuws kan een mens aan? Zo verwonderlijk is het toch niet dat velen het nieuws mijden of zich wenden tot een valse messias? Niets menselijks is ons vreemd, iedereen heeft er wel eens schoon genoeg van, maar ons terugtrekken in onze eigen bubbel, door bijvoorbeeld niet meer te luisteren naar degenen die twee weken geleden heel anders stemden dan jij of ik, dat is een afwenden van de wereld, die de wereld en ook onszelf niet verder helpt. Wachten we af, of waken we? Als we waken, vallen we niet in slaap en nemen we elke dag weer in al onze kleine bezigheden onze verantwoordelijkheden. Ik las ergens: Advent is geen toekomstdroom, het is een toekomst-geweten. De houding die we hebben, die we aannemen doet ertoe. Ook degenen die zich begrijpelijkerwijs afgewend heeft van de televisie en het slechte nieuws, kan opeens rechtop op zijn stoel gaan zitten en wél luisteren naar anderen in de straat.

In de zojuist genoemde brievenkrant van jongeren komen tal onderwerpen voorbij, grote en kleine problemen, van heel dichtbij en ook van ver weg. Een brief van twee negenjarige kinderen uit Maastricht trof mij. Ze schreven over Afrika: ‘Wij merken dat er in Afrika slecht onderwijs is. Wij vragen ons af hoe het komt dat er hier wel goed onderwijs is en daar niet. En hoe kan je dat oplossen? Want als we het niet oplossen komt het nooit goed. Want als de kinderen geen goed onderwijs krijgen, kunnen ze later geen goede baan vinden en dan komt er ook geen verandering met het probleem van armoede en de economie in Afrika. Dus hoe kan het onderwijs in Afrika worden verbeterd? Het is tijd om daar goed over na te denken.’

Tja, een kant en klare oplossing hebben deze kinderen niet, maar jong als ze zijn sporen ze ons in ieder geval aan om goed na te denken. Een waarheid als een koe, stond er in deze brief: als we het niet oplossen komt het nooit goed.
Wat dichter bij huis: vorige week was ik op een school waar de kinderen van de leerlingenraad vertelden, dat ze van de meesters en juffen hadden geleerd hoe ze een ruzie konden oplossen. Ze pakken dan een zogenaamd STORM-kaartje en met de letters van S.T.O.R.M gaan ze aan de slag. De S van stop en koel af. De T van toon respect; De O van samen verschillende oplossingen bedenken; De R van rustig een oplossing kiezen; de M van maak een plan en voer het uit. Werkt het ook, vroeg ik aan de kinderen. Ja hoor, zeiden ze, bij ons wordt bijna nooit iemand gepest. Soms zal wie s.t.o.r.m zaait, vrede oogsten.

Op deze eerste Advent zijn wij vol van verwachting over de komst van Jezus; van Hem die ons zo dicht bij Gods koninkrijk bracht. Een koninkrijk waar we niet alleen op wachten, maar waar we – als we waakzaam blijven – ook nu de tekenen van zien. Niet onderuit gezakt, maar waakzaam en alert, op het puntje van onze stoel. Als een poortwachter.

Roland Brans