2024-06-23 pastor Joska van der Meer

Overweging 12 zondag door het jaar

“Hé, leuk dat je mee komt helpen”, zeg ik tegen een nieuwe vrijwilliger bij het kapperscafé. “Ja, vind ik ook, zegt hij, kom ik ook nog eens in de kerk. Vroeger kwam ik wel, maar nu niet meer. Ik heb zoveel meegemaakt en ook als ik om me heen kijk is het zo’n zooitje, ik snap niet dat hij dat allemaal maar toelaat.”
Herkenbaar is het, zijn gevoel van rampspoed en chaos. Afgelopen tijd maakten we het regelmatig mee: opeens steekt de wind op. Uit het niets lijkt het, begint het te waaien, te stormen, te stortregenen. En we zien de rampzalige gevolgen in modderstromen, ondergelopen akkers, zaad dat niet ontkiemt maar verzuipt…
En in ons leven kan het ook opeens zomaar gaan stormen: een slechte diagnose, een relatie die wordt beëindigd, ontslag, verlies van een dierbare. De wanhoop van Job die verliest en de paniek van de leerlingen in de boot maken we vaak van dichtbij mee.

Dan zou je willen dat met één woord de rust terugkeert: de zware dreunende beat weg geramd, de sombere gedachtenspinsels in je hoofd stopgezet, het geweld een halt wordt toegeroepen. Zoals in het evangelie Jezus zegt: Zwijg! Stil! En de wind ging liggen en het werd volmaakt stil.

Onze ervaring is meestal anders. Midden in de storm roepen we het, schreeuwen we het uit: dit moet stoppen! Maar wordt het zelfs als je denkt dat je alles gehad hebt, toch nog heviger.
Zoals bij Job. In zijn voorspoedige leven steekt de storm op en hoe! Hij raakt alles wat hem lief en dierbaar is kwijt. Hij heeft nog maar één houvast: God.
Maar ook die dreigt hem te worden afgenomen door zijn vrienden. Volgens hen is God niet zijn trouwe metgezel die Job steunt in goede en kwade dagen. Zijn vriend Elihu ziet, net als die nieuwe vrijwilliger, God als de Almachtige, die zou kunnen ingrijpen maar het niet doet. De andere vrienden van Job dichten God ook nog een ander soort almacht toe: God is degene die mensen beloont met voorspoed of straft met rampspoed. “Job zal wel wat op zijn kerfstok hebben, als hem dit allemaal overkomt”. Het is ergens een aantrekkelijk beeld van God: wie hoopt er niet stiekem op een grote reset van Godswege! Zwijg! Stil! zegt Job tegen vrienden en hun Almachtige God. Job houdt vast aan zijn God, als zijn steun en toeverlaat.

Maar hij houdt wel zijn vragen en verdriet. Job gaat daarover met God zelf in gesprek. Hij wil weten waarom Hij zich tegen hem keert. Want ook Job leeft met het idee dat God de mens zowel het goede als kwade kan toedelen. Maar als God tegen Job spreekt, wordt duidelijk dat dit beeld niet bij God past. Want staat er: Toen begon Jahwe in de storm en de wind tot Job te spreken. God spreekt niet als Almachtige maar als Jaweh, dat onvertaalbare woord dat zoiets betekent als “Hij is erbij” “Ik zal er zijn” “Wezer”.
En het antwoord klinkt allemachtig goed: God laat zich kennen als degene die er van het begin tot het einde bij is. En wel degelijk aan onstuimige chaos paal en perk kan stellen. Jahwe zegt: Wie sloot de zee af met een deur, toen ze uit de schoot van de aarde brak? Ik legde haar mijn grenzen op, sloot haar af met deur en grendelbalk, en zei: “Tot hier en niet verder. Dit is de grens Ik je trotse golven stel.”

En in het evangelie horen we hoe zijn Zoon Jezus dat ook kan en met zijn Zwijg! Stil! hoge golven daadwerkelijk tot een gladde zee maakt. Maar het is geen spierballentaal van “Ik kan alles fixen”. Het hele lange antwoord van Jahwe laat juist zien: ik ben erbij, bij alles wat er gebeurt. Ik was erbij, ik ben er bij hier en nu en zal er zijn, kome wat komt.
Voor Job is het genoeg om zich geborgen te weten. Hij zegt: Nu heb ik u gezien, wend ik mij af van stof en as. Ik keer mij om, Ik wil mij niet langer richten op de dood maar op het leven.

Jezus roept zijn leerlingen op tot hetzelfde, als hij zegt: waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet? Ze roepen “Wij vergaan” maar Jezus zegt: waarom heb je zo weinig vertrouwen, Ik ben er toch, waarom geloof je niet dat God zijn Naam waar maakt, er zijn zal, kome wat komt…

Er zijn mensen die zo zijn gaan leven. Die net als Job ondanks tegenslagen en verlies niet bij de pakken neer blijven zitten maar doorleven, die zoeken naar wat nog wel kan, geleerd hebben te genieten van kleine dingen, kleine stappen groot genoeg vinden. Zoals iemand die iedere week naar de kerk komt om een kaarsje aan te steken om de stormen in haar leven te doorstaan. “Mijn geloof is mijn houvast” zegt ze. Of een ander die zegt: “Door mijn slechte gezondheid kan ik niet meer wat ik allemaal zou willen, ik wil zo graag nuttig zijn, anderen helpen maar dat gaat niet meer. Verhalen uit de bijbel helpen me om te beseffen dat ik goed ben zoals ik ben, ook als dat er zijn voor anderen niet lukt omdat ik mijn handen vol heb aan mezelf.”
Midden in de storm doen deze mensen waartoe Jezus zijn leerlingen oproept. Zij roepen niet “We vergaan” maar “God sta ons bij”.

Bij een vrouw die dit jarenlang moest roepen, ging de storm uiteindelijk liggen. In rustiger vaarwater kijkt ze terug op die stormachtige periode en vertelt: ”Ik heb me niet kunnen veroorloven zelfs maar te denken dat het God niet raakte dat ik zo leed, dat het God niet aan het hart ging dat ik verging van angst”. Daarom bleef ze praten met God en vragen “God sta me bij”.

Moge ook wij, in de stormen van ons leven, God bestormen met onze vragen en roepen “God sta me bij”. Om dan van tijd tot tijd in de stilte na de storm of juist in de stilte midden in de storm te ervaren dat God er was, is en blijven zal, kome wat komt!

pastor Joska van der Meer

2024-06-16 pastor Joska van der Meer

Ezechiel 17, 22-24
Marcus 4, 26-34

Wie van u heeft er al ingezet op een poule?
Dat is een voorspelling wagen over het verloop van in dit geval het Europees kampioenschap voetbal. U heeft nog een paar uur om ergens uw voorspelling in te schrijven, straks start het circus voor Oranje en is uw kans verkeken. Je kunt natuurlijk zomaar wat invullen. Maar als je het een beetje serieus doet (om de jackpot te winnen!) geeft zo’n poule aan hoeveel vertrouwen je hebt, hoe hard geloof jij erin dat de Oranjemannen het EK kunnen winnen! Een poule is dus eigenlijk een vertrouwensmeter!
In de twee lezingen van vandaag vertellen Ezechiël en Jezus hoe het staat met hun vertrouwen, met hun geloof. Hun vertrouwensmeters slaan hoog uit! Ezechiël, profeet ten tijde van de Babylonische ballingschap schets een rooskleurig toekomstbeeld. Hij spreekt het wanhopige volk toe dat alle moed op terugkeer en op een goed leven verloren heeft. Ze voelen zich klein en onbeduidend, van God en alleman verlaten. Als Ezechiël begint over een nederig twijgje herkennen ze zich er niet eens in: ze zien zichzelf hooguit zo klein als het kleinste zaad, als zo’n piepklein mosterdzaadje. Ezechiël spreekt hen bemoedigend toe: God heeft jullie niet verlaten, God zal zich om jullie bekommeren. Het volk, nu nog een nederige twijgje, zal met Gods hulp uitgroeien tot één grote boom! Ezechiël heeft er alle vertrouwen in dat het goed zal komen!

We weten niet of het volk zijn boodschap ter harte heeft genomen. Ik hoop het maar de kans is groot dat ze het niet tot zich hebben laten doordringen. Wie zichzelf alleen maar klein kan denken en weinig zelfvertrouwen heeft, ziet positieve berichten immers vaak als uitzonderingen op de regel. “Ja, deze keer is het me inderdaad wel goed gelukt maar dat was vast een toevalstreffer”. Het is een beproefde manier om het eigen negatieve denkkader te behouden. Maar Ezechiël meent het echt, die heeft er alle vertrouwen in dat het goed zal komen!

Jezus spreekt graag over het Rijk van God vol liefde, vrede en gerechtigheid. De mensen zouden het graag geloven maar vinden het moeilijk omdat ze er nog zo weinig van zien. Hun dagelijkse werkelijkheid ziet er zo heel anders uit. Die is vol ongerechtigheid, geweld en haat. Jezus leeft in hetzelfde land, in dezelfde omstandigheden en toch zet Jezus hoog in op het Rijk van God: Hij spreekt zijn vertrouwen uit dat uit iets bijna onzichtbaars toch iets groots zal groeien. Een grote boom uit een minuscuul mosterdzaadje. Een rijke graanoogst uit de gezaaide graankorrels. Jezus ziet het helemaal voor zich, hij gelooft erin!

Ook hier weten we niet of het volk toen meteen zijn boodschap ter harte heeft genomen. Maar we weten wél dat er daarna de eeuwen door tot op de dag van vandaag mensen zijn geweest die zijn vertrouwen deelden. Mensen die om zich heen een wereld zagen vol ongerechtigheid, geweld en haat én toch bleven inzetten op het Rijk van God, op liefde, vrede en gerechtigheid. Zij durfden te zaaien en er dan op te vertrouwen dat het kan groeien. Zij geloofden dat er uit zo’n minuscuul zaadje een grote boom kan groeien! En zulke mensen zijn er ook nu nog, in onze wereld vol ongerechtigheid, geweld en haat! Mensen die hun inspiratiebron koesteren en steeds kijken wat er in hun tijd nodig is.
Zo was ik onlangs op bezoek bij de fraters van Tilburg in het ZINhotel Vught. Barmhartigheid is de kern van hun spiritualiteit. Toen het aantal broeders kleiner werd, verkochten ze veel gebouwen maar het klooster in Vught hebben ze heel bewust gehouden. Ze gaven er een nieuwe moderne look aan en begonnen er een beweging van barmhartigheid, een Kloosterhotel Zin en een academie Zin in werk. Bezinningsweken om mensen in de zorg en onderwijs te laten nadenken over de zingeving in en door hun werk. Op de website staat nu: Met de eeuwenoude waarde van de fraters van Tilburg in ons achterhoofd, zetten wij de taak om meer compassie in de maatschappij te brengen voort. Toen meer dan 20 jaar geleden frater Wim Verschuren Kloosterhotel ZIN en ZIN in Werk startte had hij nooit kunnen denken dat ZIN nu nog steeds even relevant en noodzakelijk is. Onlangs vierden ze het 25jarig jubileum o.a. met een openlucht concert met mengeling van de eeuwenoude gregoriaanse muziek van Schola Cantorum Karolus Magnus en moderne muziek door een saxofonist en een pianist. In plaats van bij de pakken neerzitten vanwege de krimp van hun congregatie keken de broeders naar wat er nog wél kon, hoe ze hun bevlogenheid in de noden en mogelijkheden van dat moment vorm konden geven. Ze dachten er goed over na, geloofden erin en gingen aan de slag! Zien- bewogen worden- in beweging komen, het was en blijft hun motto!
Wie hoog durft in te zetten op Gods Rijk, weet door de gelijkenis van het mosterdzaadje ook dat het niet meteen allemaal groots en meeslepend hoeft te zijn.

Een kleine daad van vrede, dichtbij huis, is een begin.
Een klein zorgzaam gebaar van aandacht is een begin.
Een klein beetje meer vertrouwen hebben in jezelf en in anderen is een begin.
Een kleine symbolische daad stellen, is ook een begin.

Gisteravond liepen in Nederland en vele andere plaatsen in Europa mensen 10 of 20 km in de nacht van de vluchteling. Ze beseffen heel goed dat hun tocht comfortabeler is dan die van mensen die echt moesten vluchten. Maar ze lopen. Allereerst om aandacht te vragen voor de positie van vluchtelingen, om na te denken over hun eigen leven en om geld op te halen om hen daadwerkelijk te steunen. Marja Teunis en Trees Versteegen liepen zo mee, en namen de naam van onze kerk mee op pad in hun teamnaam: TreesenmarjazijnOK.

Zo zijn er steeds, ook in onze tijd, mensen die hoog durven inzetten op de slagingskans van Gods Rijk. En jij? Wat zet jij in op de poule van Gods Koninkrijk? Durf jij erop te vertrouwen, dat uit een klein gebaar, uit een minuscuul zaadje een grote boom kan groeien? Geloof je erin dat jijzelf kan groeien, dat het Rijk van God kan groeien?
Ik weet niet of je bij de EKpoule hoog moet inzetten, maar bij de poule van het Rijk van God zou ik zeggen: Waag het erop, ga met God en hij zal met je zijn en je kracht en vertrouwen geven om zijn Rijk van liefde en vrede te laten uitgroeien tot een prachtige boom!

pastor Joska van der Meer

2024-06-01 en 02 Het nieuwe verbond, Roland Brans

Exodus 24, 3-8
Marcus, 14, 12-16.22-26

Stel dat ik aan het begin van deze overweging nu eens met het slot zou beginnen: Amen. Zo’n korte overweging heeft u nog nooit gehoord. Waarschijnlijk blijft u dan in verwarring achter, want wat wil ik nu eigenlijk zeggen? Een gebed eindigt vaak met ‘amen’. En daarmee bedoelen we: zeker, zo is het. We bevestigen wat daarvoor is uitgesproken: het is waar, het zij zo, dit geloven wij. Als ik aan het begin van deze overdenking al begin met amen, weet u niet wát ik heb bevestigd. Er moet iets aan voorafgaan.

Ik moest hieraan denken, toen ik een tijd geleden na afloop van een vergadering een net wat andere invulling van amen hoorde. Amen als afkorting, alsof er puntjes tussen staan: a.m.e.n. Deze afkorting staat voor: afspraak maken en nakomen. Een meer eigentijdse invulling van dit woord over een belofte die schuld maakt; toepasbaar aan het einde van een vergadering, als afronding van een gesprek tussen twee mensen, ja zelfs bij de lezingen van vandaag. De beloftes uit Exodus en Marcus zijn van een levensreddende verbondenheid tussen God en mens.

We beloven wat af in het leven, maar komen we het na? Dat belofte schuld maakt weten we maar al te goed, net zoals dat het makkelijker is gezegd dan gedaan. Vaak lukt het niet om een afspraak na te komen. In de eerste lezing uit Exodus wordt een bijzondere belofte gedaan: ‘Alle woorden die de Heer tot ons gesproken heeft zullen wij onderhouden’. Mozes stelt de woorden van God op schrift en bevestigt de belofte met het bloed van stieren. Bloed heeft een bijzondere betekenis. Het bloed van een bloeddonor geeft nieuw leven. Bloed wordt in het Oude Testament verbonden met de levenskracht van mensen en dieren. Daarom is het voor de Israëlieten verboden om bloed, of vlees waar nog bloed in zit te consumeren. Er wordt een verbond gesloten met dit bloed, dit offer. Amen; want hier wordt van iedereen verwacht dat ze de geboden van God nakomen.

Met het feest van Pesach wordt door Jezus een níeuw verbond gesloten. Of eigenlijk een hernieuwing van het oude verbond. Jezus weet al wat er gaat gebeuren; hij is bereid om het uiterste offer te brengen; zijn leven. Hij spreekt de woorden uit: ‘Neemt, dit is mijn lichaam en drinkt uit deze beker. Dit is mijn bloed van het verbond’. Jezus geeft alles wat hij heeft. Het gebroken brood is als zijn gebroken lichaam en de wijn die gedronken wordt is als zijn bloed dat vergoten zal worden. Net zoals bij Mozes is het bloed de bezegeling van een belofte. De belofte dat God bij ons zal blijven, de belofte van de liefde voor God en voor de liefde die van God komt. De belofte dat Jezus de duisternis overwint.

De ogen van de moeder spuwen vuur. Ze is boos op iedereen: de kinderen die haar kind hebben geslagen, de juf die het niet heeft kunnen voorkomen en de andere ouders die het buiten school allemaal maar laten gebeuren. Het is niet de eerste keer dat haar dochter gepest en getreiterd wordt, het is niet de eerste keer dat haar kind huilend thuiskomt. Natuurlijk komt zij op voor kind. Het is haar kind, haar bloedeigen kind. De banden tussen ouders en kinderen zijn sterk, de verbondenheid onlosmakelijk. Bloed van haar bloed; bloedeigen. Als moeders eigen bloed iets wordt aangedaan, belooft ze dat ze voor haar kind zal opkomen en dat de pesterijen zoals afgesproken moeten stoppen. Punt, uit, amen. Afspraak maken en nakomen.

De moeder is met haar kind verbonden, ze is trouw aan haar kind. We zijn met veel mensen verbonden: met onze familie, met onze partner, met vrienden, met collega’s. De verbinding is met de één hechter dan met de ander. Met degene die je huwt wordt de verbinding uitgesproken als een belofte van trouw. Trouwen is een belofte om trouw te zijn: ‘Ik beloof vanaf deze dag, in voor- een tegenspoed, in rijkdom en armoede, in ziekte en gezondheid, je lief te hebben en te koesteren. Vanaf vandaag tot de dood ons scheidt.’ De trouwbelofte is afgeleid van de naam Jahweh: Ik zal er zijn voor jou. Het sacrament van het huwelijk geeft een goddelijke glans aan de liefde tussen mensen. Helaas. Die goddelijke glans willen we niet verbreken, maar makkelijk is het niet om trouw te blijven. De gehuwden geloofden heilig in het gesloten verbond; ze bevestigden dat niet voor niets met een amen. Géloven en béloven liggen dicht bij elkaar. Dan blijkt na jaren dat het niet meevalt om die belofte gestand blijven doen. Verdriet, teleurstelling of onmacht brengt dat met zich mee. Teleurstelling in de ander, teleurstelling in jezelf, dat je je eigen gelofte niet kon nakomen. Er zijn nogal wat relatietherapeuten die proberen de trouwbelofte weer aan de praat te krijgen, soms lukt dat maar lang niet altijd. Tegenwoordig zijn het vooral relatietherapeuten, pastors hebben als huwelijksbemiddelaars niet veel werk meer.

De moeder die haar verbond met haar kind nooit zal schenden, de gehuwden die hun beloftes maar wat graag willen volhouden, uiteindelijk gaat het om de liefde tussen mensen. We willen ze steeds hernieuwen als het niet lukt. En in de verhouding tot Hem die we de onnoembare noemen, die wie wij onbegrijpelijk vinden, maar die wij altijd als aanwezig beschouwen, horen we een belofte om het Koninkrijk der Hemelen ook in het hier en nu te kunnen vinden. Een koninkrijk van een klein gebaar, een liefdevolle knipoog, een volgehouden schreeuw om rechtvaardigheid of een mantelzorger die belooft om morgen weer terug te komen; dat is wat wij mensen doen voor elkaar. Een Koninkrijk dat alleen in actie tot stand kan komen.
Elke zondag dat wij het brood breken en de beker drinken, herinneren we ons het offer en de liefde van Jezus, bemerken we zijn aanwezigheid onder ons. Al die afspraken die we maken, de trouw die we beloven, uitgesproken of in stilte biddend, met Jezus die ons is voorgegaan hebben we het ultieme voorbeeld: in het Koninkrijk maken we niet alleen afspraken, maar komen we ze ook na. Dan kunnen we met recht zeggen: amen.

Roland Brans

2024-05-11 Trees Versteegen

Handelingen 1, 15-17.20a.20c-26
Johannes 17. 11b-19

We zien handen, handen met een beeld van de wereld. Jezus geeft ons, zijn leerlingen, de wereld in handen. In onze handen staat de wereld afgebeeld.
In de liturgie zijn we in een onzekere zoekende tijd tussen hemelvaart en pinksteren: uitgezonden in de wereld, Jezus is ten hemel opgestegen en er is nog geen Geest die ons ondersteunt. Niet voor niets heet deze zondag wezenzondag: alleen gelaten, op eigen wankele benen.
En alsof die onzekerheid niet groot genoeg genoeg is, horen we dan ook nog het gebed van Jezus tot God waarin hij bidt voor zijn leerlingen en zegt dat zij, wij, niet van deze wereld zijn, zoals Hij niet van deze wereld is.

Eerst even dit, voordat we op het evangelie ingaan. In de eerste lezing hoorden we hoe het team van apostelen lootten om de weggevallen plaats van Judas op te vullen. Vanuit onze tijd gezien denk ik dat ze zich vergissen. Ze hadden op kwaliteit moeten letten en zouden dan Maria van Magdala hebben gekozen. Zij wist lief te hebben en te verkondigen. Maar de leerlingen bleken meer van deze wereld te zijn dan ze dachten. Ze lootten een man, Mattias.

Nu dan de diepte van het evangelie in.
In de katholieke kerk hebben we een halve eeuw (en langer) geoefend om de wereld weer tot ons toe te laten. Het tweede vaticaans concilie vroeg zich af hoe we ons als kerk kunnen verhouden tot de wereld, zoals een conciliedocument het zegt: (Gaudium et spes): “De wereld van de mensen, de gehele mensengemeenschap met heel het complex van werkelijkheden, waarin zij leeft”. Dat stond en staat tegenover een geloof dat de aanwezigheid van God alleen maar daarboven ziet, onbereikbaar ver en vingerwijzend moralistisch. Dat geloof hebben velen van ons niet, of niet meer. We willen mensen temidden van de wereld zijn, en ook niet van onze familie of in de media horen dat we als christenen wereldvreemd zijn.

Welke wereld hebben we in handen? En zijn we wel of niet van deze wereld?
Ik was vorige week op bezoek in een kerk in den Haag. Zij lijkt op de Ontmoetingskerk. Er vinden allerlei activiteiten plaats naast de weekendviering: er is een kappers- en repaircafe, er zijn taallessen voor nieuwe wijkbewoners, er is een inloopspreekuur met mensen die adminstratieve vragen hebben en een moestuin. En er is ook een voedselbank. Net zoals hier, maar dan in eigen beheer. In twee lokalen wacht het voedsel in winkelschappen. Mensen krijgen een tijd toegewezen waarin ze hun spullen tegen betaling van speciale muntjes kunnen kiezen. In de hal wachten mensen totdat ze aan de beurt zijn. Daar is ook een coach, die met hen in gesprek gaat. Een luisterend oor. Zoals dat hier ook gebeurt.

Ik kwam even in gesprek met een van de wachtenden. (het is trouwens een echt moederdagverhaal). Een mevrouw gaf de fles aan een wolk van een baby. Via googletranslate spaans-nederlands vertelde ze dat de baby nu 8 maanden was, maar bij 32 weken was geboren. Ze was er trots op dat hij er zo goed groeide. En ja, hij was gezond. De coach schoof ook aan. Terwijl ik werd aangesproken door iemand anders, hoorde en zag ik fragmenten van het vervolg. Ze begon te huilen. Het kind was niet haar kind, maar dat van haar dochter, die tijdens de bevalling was overleden. Nu zorgde zij als oma voor het kind. Ze wist niet hoe verder moest. Gelukkig kon ze voedsel ophalen.
Het verdrietige verhaal bleef bij me hangen. Het zou zomaar hier in de kerk kunnen gebeuren, deze ontmoeting. Het lijkt zo gewoon, maar toch: we zijn niet van de wereld. Het zijn net de kleine vanzelfsprekendheden en de manieren waarop we kijken, die ons als gelovigen anders kunnen maken.

Misschien laat het verhaal ons daar iets van zien. Ik weet niet waar het elders kan gebeuren, dat een oma dit verhaal vertelt en we getuige zijn van dit verdriet en deze liefde. Ik denk dat er niet veel plaatsen zijn waar vrijwilligers het geduld hebben een dergelijk gesprek met google-translate te voeren. Ik denk dat de vrouw al gauw zou hebben gehoord: spreek je Nederlands? We zijn hier in Nederland. Ze is terecht gekomen in een wereld die of vindt dat ze hier niet thuis hoort, of, als ze wel blijft, ze dan voor zichzelf moet zorgen. Maar geen van beiden is aan de orde. In die kerk is ze welkom.

Misschien is ze ongedocumenteerd, we weten niet waarom ze gevlucht is, maar in elk geval heeft ze onvoldoende inkomsten om te eten. Zij is aangewezen op de voedselbank. Ze kan niet voor zichzelf zorgen, wel voor haar kleinkind. Ze krijgt liefde, zorg, eten. Er is geen oordeel.

Zijn we wel of niet van deze wereld?
We zijn niet van de wereld, omdat we goed om ons heen hebben leren kijken en zien hoe het met een ander gaat.
We zijn niet van de wereld, omdat we geloven dat we van elkaar en God afhankelijk zijn.
We zijn niet van de wereld, omdat we weten dat we lang niet alles zelf kunnen en voor elkaar zorgen.
Omdat we ervan overtuigd zijn, dat mensen die uitgestoten zijn worden opgenomen.
We leerden van Jezus dat we niet vooraf willen beschuldigen en elk kind in ons midden willen opnemen.
Dat vraagt soms een stapje terug, kijken met kritische afstand, naar jezelf en de wereld. We kunnen ons afvragen: (handen) welke wereld heb ik nu in handen? Wat wil de wereld van het vanzelfsprekende ‘normale’ en wat wil de wereld van God en Jezus.

Zo dadelijk bidden wij bij de geloofsbelijdenis:
“Ik geloof dat die Geest in mij woont.
Ik geloof in een gemeenschap van mensen
die oprecht en open elkaar ontmoeten en begroeten.
Dat zij het leven vieren, hun mens-zijn delen”

Misschien is dat wat in Den Haag gebeurde, misschien is dat wat hier gebeurt, hopelijk gebeurt het in uw en jouw leven.

Jezus bad tot God.
Wees jij bij hen, bij deze mensen die niet van deze wereld zijn.
behoed hen voor het kwaad.
zorg dat ze uw waarheid leven.

We zijn dus niet alleen. God is met ons.
We zijn nog wees. Maar we leven, op eigen wankele benen, in de wereld van God. Amen.

Trees Versteegen

2024-04-28, pastor Joska van der Meer

Handelingen 9,26-31
Johannes 15,1-8

“We houden contact hè!” Na een gezellige of intense ontmoeting een oprechte wens. Je wilt echt graag contact houden maar in de praktijk het komt er vaak niet of veel te weinig van. En dat ondanks de vele manieren om onze hartewens van verbondenheid vorm te geven: elkaar live ontmoeten, een kaartje, appje, videobellen…
“We houden contact hè!” Als het einde van je aardse leven nadert, komt er nog een diepere laag bij. Hoe hou je contact over de grenzen van de dood heen? Kun je verbonden verblijven en zo ja hoe dan? Het zijn de vragen waar Jezus in zijn afscheidsrede op in gaat. Om je heen zie mensen vaak worstelen met die vraag. Sommigen pakken het heel praktisch aan. Ze zoeken symbolen en rituelen. Of zoals een moeder met tieners die wist dat ze niet lang te leven meer had, persé nog zonnebloemen wilde zaaien. Niemand snapte waarom. Tot ze het pakketje openden met wensen voor haar uitvaart. Daar stond: “Ben je verdrietig, stap op je fiets en koop zonnebloemen.” Haar manier om contact te houden. Zoals Jezus bij het delen van brood en wijn nam en zei: blijf dit doen om Mij te gedenken.

Anderen vinden juist een lied of schrijven een afscheidsbrief. Dat houdt Jezus, als hij weet dat hij niet lang meer te leven heeft, een bewogen speech. We hoorden zojuist een stukje daaruit.
Allereerst beschrijft Jezus heel beeldend de verbondenheid tussen hemzelf, God en de mensen. Hij gebruikt een beeld dat de leerlingen dagelijks om zich heen zien: wijnstokken met de vele ranken en als het goed gaat vele druiventrossen.

“Ik ben de wijnstok die stevig geworteld is en zorgvuldig verzorgd wordt door God de wijnbouwer. Jullie zijn de ranken die verbonden met de wijnstok en de wijnbouwer, alles zullen ontvangen om rijke vrucht te dragen”.
Jezus twijfelt er niet aan dat die verbondenheid kan blijven, ook na zijn dood: We houden contact, zeker weten!” Zijn leerlingen moeten er alleen wel wat voor doen. Jezus dringt er bij zijn leerlingen op aan, hoe dan ook close verbonden te blijven. We zijn verbonden: door alles wat ik heb gezegd zijn jullie al rein. “Blijf in mij dan blijf ik in jullie.” Hij zelf wil de wijnstok voor hen blijven, het houvast, goed geworteld in de aarde, stevig door de verbondenheid met God. Door de wortelstok kunnen ze stevig staan, krijgen alle stoffen aangereikt om voluit te kunnen leven. “Zorg wel dat je aangetakt blijft”, zegt Jezus, “want zonder mij verdor je. Maar als je leeft in verbondenheid met mij breng je rijke vrucht voort”. Bovendien belooft hij zijn leerlingen dat ze na zijn dood geholpen zullen worden met de Kracht van de Heilige Geest.

De oproep in zijn afscheidsspeech stelt ook ons voor de vraag: hoe blijven we met Jezus verbonden? Dat kan op vele manieren. Dat is al te zien in de verhalen over hoe de eerste christenen hun verbondenheid met Jezus vorm gaven. Al snel ontwikkelt zich onder de leerlingen één vorm van preken, dopen, brood en bezittingen delen en genezen in Jezus’ naam.

Het is voor de leerlingen dus echt even wennen als opeens iemand het anders aan pakt dan zij. En helemaal als dat de voor hen vijandelijke Saulus opduikt als medestander Paulus. Achterdocht bepaalt hun reactie: waarom zou juist deze man zich nu willen verbinden? Om hen te bespioneren, te verraden wellicht? Hoe kunnen ze weten of hij te vertrouwen is?
Maar één van de leerlingen Barnabas, durft het aan om met Paulus contact te maken en hem als persoon beter te leren kennen. Hij durft uit zijn eigen bubbel te stappen, te kijken en te waarderen hoe deze volgeling van Jezus het heel anders aanpakt dan hijzelf: Paulus uit zijn verbondenheid met Jezus immers net iets anders dan zij: vrijmoedig en onverschrokken speekt hij over Jezus. Hij gaat bovendien fanatiek het debat aan met de Hellenisten. Hij voert het hoogste woord, schrikt er niet voor terug zijn verbondenheid met Jezus wereldkundig te maken: Ik roep het van de hoogste top, wil dat de wereld weet, dat ik Gods liefde heb gevoeld, geef haar aan anderen door!
Vanwege de daarop volgende doodsbedreigingen aan Paulus, sturen de leerlingen hem naar verre oorden, zwaaien hem uit en roepen “We houden contact hè!”. Maar stiekem zijn ze misschien best opgelucht dat ze verder kunnen op hun eigen manier, zonder doodsbedreigingen en deze fanatieke medebroeder. Ze zijn echter niet van hem af: Paulus houdt contact, schrijft aan hen en allen die hij onderweg ontmoette brieven. Een influencer avant la lettre!
Ook dit verhaal stelt vragen aan ons: Kun je net als Barnabas open staan voor mensen die andere vormen kiezen dan jijzelf? En opnieuw weer die vraag: hoe blijf jij met Jezus verbonden? Wat doe je om het contact niet te verliezen?
Sommigen bidden hier of thuis of in de Mariakapel, sommigen lezen de bijbel en praten er in gespreksgroepen over, volgen een bijbel of retraiteapp, anderen ontmoeten Jezus in de natuur of in mensen, weer anderen volgen hem in dienstbaarheid aan medemensen… Vaak stellen mensen echter ook vast: ik wil echt graag contact houden, verbonden blijven maar in de praktijk het komt er vaak niet of veel te weinig van.

Gelukkig is het met geloof net als met goede vriendschappen: soms verwatert het contact, soms kun je mensen jaren niet zien maar klikt het meteen weer “als vanouds”. Zo kan dat ook gaan met onze verbondenheid met Jezus, met God. Omdat de wijnstok stevig staat en blijft staan. En de wijnbouwer beloofde “hoe dan ook, Ik zal er zijn” en voor de wijnstok zorg zal blijven dragen. Daarom hoeven wij alleen maar ons leven te enten op de wijnstok en contact te houden.
Moge we ieder daarvoor voor ons passende manieren zoeken én vinden. Moge het zo zijn zoals Jezus hoopte: Blijf in Mij dan blijf Ik in jullie en dragen jullie rijke vrucht.

pastor Joska van der Meer

2024-04-20 en 21 De Goede Herder, Roland Brans

Handelingen 4, 8-12
Johannes 10, 7-18

Soms zien we het meteen als de deur opengaat: in de deuropening stáát iemand. Een persoonlijkheid, een machthebber. Iemand die geen tegenspraak duldt, zijn macht koestert, wind zaait en storm oogst. Óf: de deur gaat open en er staat een hele andere persoonlijkheid: iemand met gezag, die verbindt, die liefde zaait en vrede oogst; een goede herder. We kennen het plaatje van de goede herder. Een man op een heideveld, zijn trouwe hond naast hem, een stok in zijn hand en een lam op zijn schouders. Turend in de verte, zijn kudde vlak bij hem. Een romantisch plaatje, wat we in het echt nog maar zelden tegenkomen. Overigens nog afgezien van het feit dat die man ook prima een vrouw kan zijn.
In dat beeld van deze romantische herder verenigen wij stilte en zachtheid, maar ook vastberadenheid. Iemand die weet waar hij heen wil. Is deze herder een manager of een leider? Wie van de twee maakt volgens u de meeste kans een goede herder te zijn? Ik denk dat u kiest voor de leider. Bij een manager denken we aan iemand die de zaken goed regelt, de cijfers kent, ervoor zorgt dat het allemaal op rolletjes loopt. Bij een leider gaan we een stap verder. Dit is iemand met een visie, die mensen kan begeesteren en meenemen naar de verwerkelijking van een ideaal. In het onderscheid tussen manager en leider, is het de manager die ‘telt’ en de leider die ‘vertelt’. De manager telt cijfers en regelt; de leider vertelt een verhaal, brengt ons verder.

Het is een wat schematisch onderscheid tussen manager en leider. Om dichterbij Jezus te blijven: ook Hij telt zijn schapen, maar het gaat erom wat hij met die wetenschap doet: er achteraangaan als Hij er één mist. Ze beschermen tegen rovers. In het evangelie van Johannes identificeert Jezus zich als een onbaatzuchtige leider. Hij is niet zoals een ingehuurde knecht, die bij het minste gevaar het bijltje erbij neer gooit. Jezus geeft zijn leven voor de schapen. Hij kijkt hier vooruit naar zijn eigen lijden en sterven, waar hij zelf voor kiest.

We zoeken overal goede leiders. Kunnen we zelf een goede leider zijn? Misschien heeft u wel een baan waarin u leiderschap moet tonen; bent u leidinggevende van een afdeling, een bedrijf of een instelling. Maar u kunt ook een leider zijn, zonder dat het je beroep is: in je buurt, in je vereniging, in je gezin of: in een opstootje op straat dat u niet aanwakkert, maar smoort.

Het is misschien wat wrang, maar ik moest een tijdje geleden glimlachen bij een rouwkaart met een knoeperd van een taalfout: ‘We zijn dankbaar dat hem een verder leiden bespaard is gebleven.’ En leiden werd hier met een korte ei geschreven. Ik vroeg me even af of hier een leidinggevende begraven werd, die blij was dat hij ervan af was. Het is niet iedereen gegeven om goed leiding te geven. Je dient je schapen te kennen én de schapen kennen jou.

Of bent u een schaap? En klaagt u wat af over die strenge of zelfzuchtige leiders, die er niets van kunnen? We kunnen makkelijk iemand op het schild hijsen, maar deze er net zo snel weer afgooien. Er ligt niet alleen een opdracht voor een goede herder, er ligt er ook één voor de schapen. Vaak zijn wij als schapen allerminst volgzaam, maar heel kritisch en – zeker in het huidig tijdsgewricht – bereid om bij de minste misstap de leider bij de enkels af te zagen. Dat is de ene kant van het verhaal, de andere kant is of we de stem van de echt goede herder kunnen herkennen. De stem die ons roept en aanspreekt. Die ons helpt om in het rumoer van alledag in rust en vertrouwen het goede te laten doen. Die de stilte kan zoeken, zonder de complexiteit van het leven te ontkennen.

Uit goede herders kunnen goede leiders ontstaan. Dat zien we in de eerste lezing. In Handelingen wordt het verhaal verteld van Petrus en Johannes die vanwege hun verkondiging en genezing van een zieke zich moeten verantwoorden. Petrus doet dat door zich te beroepen op Jezus, die voor hem een hoeksteen van redding is geworden. Nu is het Petrus die daar pal voor staat.

Terug naar het evangelie van Johannes. In de verzen voordat het over Jezus als de goede herder gaat staat iets vreemds: hier identificeert Jezus zich nog met iets heel anders: als de deur voor de schapen. Hij zegt: ‘Ik ben de deur: wanneer iemand door mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in- en uitlopen, en hij zal weidegrond vinden’. Deze weidegrond doet denken aan het Koninkrijk van God, een visioen. Dit visioen is niet alleen iets waar we ons op richten, wat ons door een leider als een belofte wordt voorgehouden, maar vooral wat ons motiveert om iets van dat visioen nu al te realiseren. Jezus is een deur. Door in Hem te geloven, worden we gered. We lopen in en uit Hem. Een deur die naar beide kanten kan scharnieren, naar binnen en naar buiten. We lopen naar binnen en keren in onszelf, we lopen naar buiten, kijken om ons heen en proberen zelf een goede herder te zijn, of de stem van de juiste herder te vinden.

Als de deur opengaat wie zien wij dan staan? En als wij de deur open maken, wie zien anderen dan staan? Een herder die be-hoed-zaam is (die hoedt en niet opjaagt), die niemand wil verliezen, die ervoor zorgt dat wij elkaar kennen, die het visioen van recht en vrede steeds voor ogen houdt en dichterbij brengt, zoals Jezus; zo iemand willen we volgen en willen we zelf proberen te zijn. Een góede herder.

Roland Brans

2024-03-28 Witte Donderdag, pastor Joska van der Meer

Marcus 14:1-25

Duim omhoog of duim omlaag? Like or dislike? Hoe zal ik reageren? Hartje? Emoticon met gefronste wenkbrauwen? Hoe meer appjes en filmpjes je ziet, hoe vaker je moet beslissen: like or dislike of negeren, nog even niets doen.

Op palmzondag is Jezus op het hoogtepunt van zijn populariteit. Een grote mensenmenigte juicht hem toe, tegenwoordig zou zijn account ontploffen met vele hartjes en duimpjes omhoog. Maar er hangt wat in de lucht, iets onheilspellends. Een vrouw pikt het als eerste op. Ze zoekt Jezus op, wil hem steunen. Ze doet dat zonder woorden, met een gebaar. Kostbare olie giet ze over hem uit, nardusolie: olie die het immuumsysteem sterkt, rust geeft én heel duur is. De vrouw heeft er een vermogen voor over om Jezus te laten voelen: ik steun je, ik ben er. In tegenstelling tot de juichende mensenmenigte is het een klein gebaar. Maar het is groots. Té groots vinden de omstanders, het geld van die dure olie had beter aan de armen gegeven kunnen worden. Waarmee ze impliciet ook nog zeggen: Jezus is zulke dure olie niet waard.
Ze hebben een punt als het gaat over het kostbare van de olie uitgedrukt in geld: Jezus hoeft geen dure eerbewijzen. Maar menselijk als Jezus is, heeft hij deze liefdevolle hartverwarmende zorg wel heel hard nodig. Hij weet immers wat hem te wachten staat en pakt het gebaar ook in die lijn op: “Zij heeft mij vast gebalsemd met het oog op mijn begrafenis”. Met de dood voor ogen is iets wat je rustig en immuun maakt, zeer welkom!

Nu het nog kan, laat de vrouw hem voelen: ik steun je, ik ben er voor je. Ze maakt een hartje. Ze maakt God nabij en tastbaar aanwezig. Deze vrouw mag geen naam hebben en die heeft ze in dit verhaal dan ook niet. Maar met haar onsterfelijk hartverwarmend gebaar zet ze ons aan het denken. Over hoe wij uiting geven aan genegenheid.

Social media helpen ons om snel een blijk van waardering te geven: een duimpje omhoog, een knipoog, een hartje. Heel gemakkelijk kun je ontelbaar veel likes uitdelen.

Die likes vormen wel een schril contrast met het gebaar van de vrouw: voor die dure olie heeft ze waarschijnlijk hard moeten werken. En voor het uitgieten moet ze strakke sociale regels doorbreken en betaalt ze een hoge prijs van commentaar alom. Jezus reageert op het commentaar: hij zet een hartje bij de actie van de vrouw. Degene met commentaar disliked hij niet, hij spoort hen aan zelf goed te doen aan de armen. “Die heb je altijd bij je, je kunt altijd voor de armen zorgen. Doe dat ook!” Jezus verwijst hen terug naar zichzelf. “Lever niet zomaar commentaar. Plaats niet snel een duimpje omlaag. Laat zelf zien wat je belangrijk vindt!”.

Het gebaar van de vrouw is hartverwarmend. Maar het verjaagt niet de spanning, dat er wat in de lucht hangt, iets onheilspellends. Daar zorgt Judas voor. Hij doet precies het tegenovergestelde van die vrouw. Hij zegt zijn steun aan Jezus op, hij disliked hem. Vaak keek hij al met gefronste wenkbrauwen naar wat Jezus’ optreden. Nu is hij er klaar mee, duim omlaag. Harteloos spreekt Judas met de machthebbers af: ik ben er, klaar om hem te verraden. Zijn hart is versteend. En hij ontvangt van de machthebbers een duimpje omhoog. Later krijgt hij zelfs geld uitbetaald.

Vooralsnog gaat verder alles zijn gewone gangetje. Net als ieder jaar maken ze zich op om samen het Pesachfeest te gaan vieren. Samen de uittocht gedenken uit slavernij en toasten op God, dat hij trouw blijft hoe dan ook. Samen met vrienden aan een feestelijk gedekte tafel, vrediger kan bijna niet. Maar er hangt iets in de lucht, iets onheilspellends. Jezus benoemt het: één van jullie zal me verraden. Jezus geeft hierop een niet mis te verstane reactie: de harteloze verrader krijgt een duim omlaag. “Het was beter als hij niet geboren was”. Hij veroordeelt hiermee de daadwerkelijke haat in woord én daad. We weten wat alleen in woorden en online haat zaaien met mensen doet. We weten hoe zeer het mensen, vaak vrouwen dwingt om zich niet meer openlijk te uiten of te laten zien. Judas gaat veel verder dan de gefronste wenkbrauwen, het blijft zelfs niet bij uitgesproken dreigement, bij die duim omlaag, hij gaat over tot daadwerkelijk verraad. Tegelijkertijd biedt Jezus hem nog een uitweg, hij wijst hem niet aan, hij mag mee blijven doen, hij kan nog aan tafel blijven zitten. Judas kan op dat moment dus nog terug. Maar dat beslist hij zelf.

Zo ervaart Jezus aan den lijve het verschil tussen hartverwarmend en harteloos. Dan stelt hij te midden van alle onrust zelf zijn eigen gebaar van liefde:
‘Neemt, dit is mijn lichaam.’ Allen aten en dronken uit de beker wijn die hij hen aanreikte: ‘Dit is mijn bloed van het Verbond, dat vergoten wordt voor velen’. Hartverwarmend is het dat we hem in brood en wijn zo nabij mogen weten. Dat we mogen ervaren: Ik steun je, Ik ben er voor je. Dat God, tegen alle schijnbaar noodlot in, ons vasthoudt. De leerlingen zijn er stil van. Judas vertrekt in die stilte, zijn hart te versteend om de liefde en vergeving te voelen. Vandaag zitten ook wij aan aan de tafel van Jezus. In zijn leven richtte Jezus zich op alles wat hartverwarmend is en verzette zich tegen alle harteloosheid. Vandaag reikt hij ons zijn brood, zijn lichaam, zijn liefde aan.

Hoe reageer je? Like or dislike? Duim omlaag? Nee dank je, ik zoek mijn eigen weg wel in het leven.
Of duimpje omhoog: top, dank je, ik doe mee met jouw verzet tegen harteloosheid en volg je met hartverwarmende woorden en daden!

Pastor Joska van der Meer

2024-03-23 Palmpasen, pastor Joska van der Meer

Jesaja 50, 4-7
Marcus 11, 1-10

Wie of wat juichen we toe?

Wat zijn nou dingen die jij toejuicht, waar je warm van wordt, warm voor loopt… Zaken of gebeurtenissen die je met hart en ziel steunt of waar je zeker bij wilt zijn… Palmpasen is een happening, de straten van Jeruzalem zijn  voor even the place to be… Zo’n grote menigte als met Palmpasen kennen we in onze tijd van events, mensenmassa’s op festivals, bij sportwedstrijden of sportevents.  Maar ook van serieuze zaken waar mensen voor op de been komen zoals klimaatacties, demonstraties, in een lange rij gaan staan op verkiezingsdag. We hebben onze palmtak nog in de hand.

Wie of wat juichen wij toe?

Op die palmzondag juichen de mensen voor een man op een ezel met een klein bont gezelschap mannen en vrouwen er achter. Wie juichen ze eigenlijk toe? Als toevallige passant  zou je waarschijnlijk vooral het aanstekelijke enthousiasme zien. Misschien was je zelfs zelf wel mee gaan zwaaien, ook ‘we love you’ gaan roepen! Die ene man mee onderdompelen in een warm bad van liefde, over hem een hartjesregen uitstrooien. Zoals Irene Schouten bij haar afscheid als schaatsster bedolven werd onder de tulpen en teddyberen. De winnaars juichen we graag toe, the winner get is all!
Als de stoet voorbij is, stuift de menigte weer uit elkaar. De hartjesregen blijft als vertrapte confetti achter op straat.

Maar wie was die man? Was Jezus wel een winnaar? Degene die zou gaan zorgen voor betere tijden? Wij weten al hoe het verder gaat en die man op de ezel weet het ook. Wat zal er in hem omgegaan zijn? De woorden van Jesaja?

God de Heer heeft tot mij gesproken
en ik heb mij niet verzet, ik ben niet teruggedeinsd.
Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen,
mijn gezicht heb ik niet afgewend
van wie mij smaadden en mij bespuwden.
God de Heer zal mij helpen.

Vandaag hoeven we nog niet verder te kijken. Vandaag juichen we Jezus toe. Jezus, die van God de gave van het woord kreeg en in staat was én is om de ontmoedigden moed in te spreken. In het begin van deze viering zeiden we dat we net zo zouden willen zijn als hij: net zo mild en stil, even verontwaardigd én verzoenend, inlevend en genezend en graag ook zo verbonden zijn als Hij: in zekere geborgenheid altijd kunnen verwijzen naar een Vader en een Vaderhuis. Met zijn entree in Jeruzalem laat Jezus zien wie hij is en waar hij voor staat: binnenrijden op een ezel, niet zo als machthebbers hoog te paard en daardoor ver boven en ver weg van mensen. Jezus voelt zich meer verbonden met de ezel, een lastdier dat meestal bepakt en gezakt rond loopt, de last van en voor anderen dragend. Het maakt de zichzelf hoogverheven leiders, zowel de wereldlijke als de geestelijke bloednerveus. Zij halen dan ook opgelucht adem als de menigte weer uit elkaar stuift en laten snel de straten weer  schoonmaken.
Wie of wat juichen we toe? Ons toejuichen van Jezus vandaag zet ons op een duidelijk spoor. Hij maakte in zijn leven duidelijk wie en wat we wel en niet moeten toejuichen. Tegen ieder van ons zegt hij om ons moed in te spreken:

En Jij,
mens die je bent,
geboren om te bloeien in het volle licht,
maar ook de weg van alle stof te gaan.
Kijk in jezelf,
laat toch je aarde niet verharden.
Wrik los wat je weerhoudt
om levenskrachtig
als het kiemend zaad te zijn.

En vanuit zijn onwrikbaar vertrouwen in God, zijn én onze Vader:

Alles wat komt zal weer verdwijnen,
alles wat bloeit zal weer verdorren,
maar hier is een groen takje,
dat vertelt van een God die blijft.

Laten we hem en alles waar Jezus voor stond blijven toejuichen!
Amen.

 

Pastor Joska van der Meer


Voorbeden Palmpasen zaterdag 18.30
Vg:
Bidden we vandaag op deze Palmpaasdag tot God die naar ons omziet:

Lector:
Voor mensen die geslagen worden en onderdrukt
om hun opvattingen, hun afkomst of wie ze zijn:
dat zij uitzicht houden dat aan hun lijden eens een einde komt.
Laat ons bidden

Voor alle mensen die worden toegejuicht
Voor mensen die zich vastklampen aan macht, aanzien of rijkdom
dat zij zich niet alleen bekommeren om hun eigenbelang
maar het goede doen voor alle mensen
Laat ons bidden

Voor alle mensen die in vrijheid kunnen kiezen
Aan wie ze hun vertrouwen schenken
Dat zij hun steun geven aan wie goed doen voor allen
Laat ons bidden

Vg:
God onze Heer,
Houd U niet ver van ons en sta ons bij
in het lijden van elke dag
en in de komende week
waarin we stil staan bij het lijden van Uw Zoon
en uitzien naar het einde van het lijden in onze wereld.
Amen.

Pastor Joska van der Meer

2024-02-12 Carnaval, pastor Joska van der Meer

Leviticus 13:1-2, 45-46
Marcus 1,40-45

Het is dit weekend Carnaval. Je kunt dan nadenken wie of wat je het liefste zou willen zijn en je zo verkleden. De melaatse man zou meteen zeggen: rein. Want dan was hij zowel genezen als weer deel van de gemeenschap. Hij zou zo graag uit die situatie van éigen schuld, dikke bult’ komen….

Eigen schuld, dikke bult… victim blaming in modern Nederlands. Het betekent letterlijk: het slachtoffer de schuld geven.
In dit Nederlandse spreekwoord zit nog een verwijzing naar lang verbreide visie dat God mensen die zich misdragen met een bochel kan straffen (of met een ziekte zoals melaatsheid). In de tijd van Jezus was het gebruikelijk om ziekte als een straf te zien voor fouten van een persoon. Je werd hierdoor als je bijv melaats werd driedubbel gestraft: je werd ziek, je werd buitengesloten en kreeg er ook nog eens een schuldgevoel bijgeleverd. Dikke bult, eigen schuld, jij zelf of je familie zullen wel wat fout gedaan hebben…

Wij zijn anders gaan denken over ziek zijn, al spelen soms vergelijkbare innerlijke stemmetjes mensen toch nog parten “Waarom ik? Waar heb ik dit aan verdiend?”
En wereldwijd wordt ziekte vaak nog wel als straf van God gezien. Zo vertellen hulpverleners van de leprastichting (ander woord voor melaatsheid) uit Sri lanka: de schooldirecteur van Kavinas (11 jaar) en Hariskram (7) reageert resoluut als hij hoort dat de broertjes lepra hebben: ‘Als die jongens op mijn school blijven, vertrek ik’. Hoewel de broertjes in behandeling zijn en de besmetting gestopt is, wil de school hen niet langer als leerling hebben. De vooroordelen gonzen in ‘t rond: ‘ze zullen wel iets ergs gedaan hebben, dit is Gods straf’ en ‘blijf uit hun buurt, ze besmetten je’. Gelukkig is ook daar de ziekte te behandelen maar is er al veel leed geschiet voor ze bij een arts komen.

Jezus wil die manier van denken uitbannen. Daarom stapt hij op de melaatse af, raakt die zelfs aan! En stuurt de genezen man naar de priesters omdat die hem weer binnen kunnen laten in de gemeenschap en verklaren dat zijn “straf” erop zit. Jezus gunt die man een volledig nieuw begin!

Melaatsheid komt in Nederland dan nog weinig voor, “Eigen schuld, dikke bult” tiert nog welig rond.
Slachtofferhulp Nederland schrijft: “Eigen schuld, dikke bult? Slachtoffers krijgen vaak te maken met opmerkingen vanuit hun omgeving die hen het gevoel geven dat de gebeurtenis hun eigen schuld was.
Dit wordt victim blaming genoemd. Slachtoffers krijgen dan dingen te horen als: Waarom heb je niets gedaan om het geweld te stoppen? Ben jij ‘s nachts door dat park gefietst, in je eentje? Wie springt er dan ook tussen twee vechtende mensen in? Wie trapt er nou in zo’n nepmail?

Vaak zonder dat mensen het doorhebben, zeggen ze dingen met een beschuldigende ondertoon. Dat doen ze meestal niet met kwade bedoelingen, maar omdat ze voor zichzelf proberen te verklaren hoe zoiets vreselijks kan gebeuren. Ook als je het niet zo bedoelt kan je reactie een slachtoffer kwetsen en kan iemand helemaal vastlopen in het herstel en de verwerking. Bijv omdat iemand niets meer met anderen durft te delen, terwijl dat juist heel belangrijk is. Of niet meer naar school of werk wil, uit schaamte of uit angst voor nog meer nare opmerkingen.

Eigen schuld, dikke bult, victim blaming.
Als we Jezus’ voorbeeld willen volgen zullen we ook na moeten denken over victim blaming in onze samenleving. Welke mensen sluiten wij buiten op basis van “eigen schuld, dikke bult”? In het jongerentheaterweekend speelden ze een scene van een jongen die zijn grote winst bij een loterij binnen de kortste keren volledig vergokt had. Zijn vrienden zeiden “we hebben je nog zo gewaarschuwd” en gingen weg. Een paar kwamen even later toch terug om hem er weer bovenop te helpen.

Terug naar de melaatse zelf. Want we kunnen onszelf soms net zo buitengesloten voelen als hij. Als Jezus zijn isolement opheft, vraagt Jezus om de bron van zijn genezing voor zich te houden. Maar dat is onmogelijk voor hem. Zo groot is de opluchting, de bevrijding dat hij weer mee kan doen, dat hij het van de daken schreeuwt.
Zo opgelucht kunnen wijzelf zijn als mensen ons steunen. Zo bevrijdend kan het zijn voor een slachtoffer als iemand gewoon je verhaal gelooft. We kunnen voor elkaar een grote steun en toeverlaat zijn als je zelf weer in het reine moet zien te komen vanuit moeilijke omstandigheden…

De toeloop wordt zo groot dat Jezus naar elders moet gaan. Hij kan niet iedereen genezen, niet iedereen de beschuldigende vinger uit het hoofd praten. Dat hoeft ook niet, samen kunnen mensen zijn voorbeeld volgen. Wie ziek is, dragen zoals de vier mannen die zover gingen voor hun vriend, dat ze de verlamde man door het dak lieten zakken. Wie buitengesloten worden of zich zo voelen weer in de kring halen. Naast slachtoffers gaan staan en hen niet ook nog eens een schuldgevoel aanpraten.
Eigen schuld, dikke bult. Jezus laat het tegenover gestelde zien. Hij keert zich niet af van de melaatse maar haalt hem weer in de kring.

Dit weekend is het Carnaval. Het feest van de omgekeerde wereld. Carnaval kan, voor wie er van houdt en het zo wil zien, een oefenplaats zijn voor die omgekeerde wereld. Immers elf gewone mensen krijgen even de sleutels van de stad in handen. Je kunt verkleden om voor even te ervaren hoe het is om een ander mens te zijn. Een feest voor iedereen, jong en oud. Ook wie in het dagelijks leven buitengesloten worden kunnen nu volop mee doen! Voor ieder carnavalsvierder of niet, is het de kunst om dat ook erna vast te houden!
Moge het zo zijn. Amen.

Pastor Joska van der Meer

2024-02-04 Pak mijn hand vast, Roland Brans

3 en 4 februari 2024

Job 7, 1-7
Marcus 1, 29-39

Handen zijn sprekende lichaamsdelen. Gebald en open. Vragend en verwijtend. Biddend en vergevend. Zalvend en zoekend. Bekrachtigend en verwensend. De handen onderstrepen onze emotie of gaan, terwijl we die emotie proberen te onderdrukken, toch soms hun eigen gang. Bewegingen van handen zijn vaak onbewuste uitingen van het lichaam die laten zien wat we werkelijk bedoelen of werkelijk voelen. Niet voor niets krijgen politici en andere publieke sprekers training om deze handelingen zoveel mogelijk te controleren. De taal van je handen is waar de pasgeboren baby in eerste instantie mee leeft en naar luistert. Voortdurend wordt het kind aangeraakt en voortdurend ontvangt het een boodschap: zijn deze handen zacht en liefdevol, zijn ze rustig of bruusk en ongeduldig, zijn ze zelfverzekerd of onzeker, zijn ze vriendelijk of moedeloos?

In het evangelie van Marcus van vandaag werd ik getroffen door dit ogenschijnlijk alledaagse gebeuren: ‘Jezus ging naar haar toe, pakte haar hand vast en hielp haar overeind’. Ogenschijnlijk, want dit alledaagse werd een wonder: ‘Toen verliet de koorts haar’. Een alledaags wonder. Want hier ontmoet de ene hand de andere. De hand van de zieke die berustend of vragend op het lichaam ligt, wordt aangeraakt door een andere hand. Die ontmoeting, in een onuitgesproken, lichamelijke taal brengt een wonder teweeg. Het gerucht dat Jezus een wonder heeft verricht verspreidt zich als een lopend vuurtje; de mensen brengen alle zieken en bezetenen naar Hem toe.

Het vandaag gelezen fragment uit Marcus’ evangelie beschrijft hoe Jezus bij Petrus’ schoonmoeder komt, dat daarna iedereen zich voor de deur van het huis verzamelt en hoe Jezus zich tenslotte terugtrekt om te bidden. Een gebed met andere handen, geopend naar boven, of gevouwen. Die terugtrekking om te bidden, om te bezinnen en God te danken is niet vanzelfsprekend. Hoe vaak horen we niet dat we trots moeten zijn op onszelf en dat we dat vooral moeten laten zien; hoe moeilijk is het om de roem te dragen of om op de golven van wuivende en wenkende mensenmassa’s en duizenden handen jezelf staande te houden en niet te vervallen in zelfoverschatting. Ook Jezus wordt hier op handen gedragen. Jezus gebruikt zijn populariteit niet om er zelf beter van te worden. Hij wil niet dat het wonder centraal staat, Hij wil uitnodigen tot geloof. Hoe krachtig is in onze tijd de verlokking van de stem die zegt dat je succesvol, rijk en beroemd moet worden. De voetballer die een doelpunt scoort en onder toejuichingen op zichzelf wijst, vergeet soms dat zijn actie vooraf werd gegaan door die van de keeper, de middenvelder en de vleugelspits. Maar er zijn er ook die dat niet doen en die met de handen naar boven wijzen.
Jezus kiest niet voor de roem, maar voor iets anders. Zijn wonderen zijn een dienstbaar teken van de liefdeskracht van God. Zijn succes laat hij niet verworden tot zelfverheerlijking of verstarring. Sterker nog, even later zegt Hij: ‘denk erom dat je er met niemand over praat.’ Jezus loopt rechtop, maar niet met zijn neus in de wind.

We hebben vandaag ook gelezen over Job. Job die het ene na het andere ongeluk treft en die onder de korsten en de zweren op de mestvaalt zit. Soms is het lijden van mensen zo groot dat je verstand erbij stil staat. Ieder krijgt zijn portie van ongeluk, maar gelijk verdeeld is het niet. Of, zoals mijn goede moeder zei: ‘de duvel schijt op ene hoop’. In het gesprek dat Job met zijn vrienden heeft, slaakt hij een verzuchting: ‘Als een slaaf smacht hij naar de schaduw’ en: ‘mijn dagen gaan sneller dan een weversspoel, ze haasten zich naar een einde zonder hoop.’ Job klaagt over zijn erbarmelijke situatie, waarbij het moeilijk is zijn vrome standpunt, zijn geloof in God, vast te kunnen houden. Het lijden van de mens laat zich moeilijk verklaren. Het is hoe dan ook de hand van een ander die het lijden kan verlichten.

Handen zijn sprekende lichaamsdelen. In het verhaal van Marcus zagen we ze driemaal: de reikende en genezende hand van Jezus; de op-handen-gedragen Jezus, de bezinnende en dankende Jezus met naar boven geopende of gevouwen handen. Ontmoeting, populariteit en dankzegging.
Ook wij dragen het wonder van de aanraking uit: gestruikeld op straat; verdwenen in het wak; gelegen op een ziekbed; of in de laatste levensuren; op al die plekken, en meer en vaker, vragen wij: pak mijn hand vast. En op al die momenten pakken ook wij zelf handen vast. Dan daalt steeds opnieuw een rust over ons neer, genezen wij. Het wonder van onze handen, door God gegeven.
Amen

Roland Brans